In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Theme 4
Slide 1 - Tekstslide
What was the fourth theme about?
Slide 2 - Woordweb
The next questions are about:
Vocab
Slide 3 - Tekstslide
Translate the underlined words into English:
Don't forget to (feliciteren) Bennie on his birthday
Slide 4 - Open vraag
Translate the underlined words into English:
I am completely (uitgeput) from climbing that hill.
Slide 5 - Open vraag
Translate the underlined words into Dutch:
David was sent to boarding-school in Scotland.
Slide 6 - Open vraag
Translate the underlined words into Dutch:
The audience will applaud for the winning contestant.
Slide 7 - Open vraag
Vocabulary
In de volgende slide krijg je een schuifopdracht te zien. Kies de juiste Nederlandse vertalingen bij de Engelse woorden. Sleep het goede antwoord naar het vakje waar het bij hoort.
Let op:
Er blijven twee antwoorden over.
Slide 8 - Tekstslide
Outdoors
Sack
gross
predict
well-prepared
sour loser
Buiten
ontslaan
smerig
Voorspellen
goed voorbereid
slechte verliezer
Lichte avondmaaltijd
uithoudingsvermogen
Slide 9 - Sleepvraag
The next questions are about the Stones.
- Talking about what has happened
- Talking about habits
- Talking about future plans and the future in general
Slide 10 - Tekstslide
Welke signaalwoorden gebruik je als je praat over 'Habits'
Slide 11 - Woordweb
Welke woorden gebruik je om te praten over 'the future'
Slide 12 - Woordweb
Translate the Dutch sentence: Wat gaan Hidde en Bram vanavond doen?
Slide 13 - Open vraag
Translate the Dutch sentence: Ik ga vaak om 10 uur naar bed.
Slide 14 - Open vraag
Translate the Dutch sentence:
Jane zit in de halve finale, de jury heeft heeft de andere finalist nog niet gekozen.
Slide 15 - Open vraag
Future: When do you use 'Will'?
Slide 16 - Woordweb
Fill in the future tense:
Look at those clouds! it __________ rain
A
is going to
B
will
Slide 17 - Quizvraag
Fill in the future tense:
________ I call you tonight?
A
Am I going to
B
Will
C
Shall
D
Do
Slide 18 - Quizvraag
The next questions are about
The next questions are about 'the present perfect'
Slide 19 - Tekstslide
Hoe maak je de present perfect?
Slide 20 - Woordweb
When do you use the present perfect?
Slide 21 - Woordweb
Fill in the present perfect: (Alleen woorden die op de streepjes komen, niet de hele zin)
Maya ______ never ______ (be)to Ireland.
Slide 22 - Open vraag
Fill in the present perfect: (Alleen woorden die op de streepjes komen, niet de hele zin)
Jelger ______ _______ (play) football since 2005.
Slide 23 - Open vraag
Time for a little recap
The next questions are about the past simple.
Slide 24 - Tekstslide
When do you use the past simple?
Slide 25 - Woordweb
Fill in the past simple: (Alleen het woord dat op het streepje komt, niet de hele zin)
James _______ (study) for the test last night.
Slide 26 - Open vraag
Fill in the past simple: (Alleen het woord dat op het streepje komt, niet de hele zin)
Leo ______ (go) to Austria last summer.
Slide 27 - Open vraag
Tot slot:
Irregular verbs
Slide 28 - Tekstslide
Welk rijtje is correct?
A
To be - was/were - bin
B
To swim - swum - swam
C
To ring - rang - rung
D
To dig - dig - dig
Slide 29 - Quizvraag
Welk rijtje is correct?
A
To take - took - taken
B
To pay - pay - paid
C
To sent - send - send
D
To kept - kept - kept
Slide 30 - Quizvraag
Schrijf op: Het hele rijtje van 'to teach' (dus: To teach - _____ - ______)