par. 7.3 Samen Leven

Samen Leven
Hoofdstuk 7.3

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Samen Leven
Hoofdstuk 7.3

Slide 1 - Tekstslide

Symbiose
= een langdurig samenleven van individuen van verschillende soorten.

Er zijn 3 soorten symbiose:
  • Mutualisme: beide soorten hebben voordeel van de samenleving
  • Commensalisme: één soort heeft er voordeel van en één soort heeft er geen voordeel en geen nadeel door
  • Parasitisme: één soort heeft er voordeel van en één soort heeft er nadeel van.

De voordelen van het aangaan van symbiose zijn bescherming tegen predatie en ziektes en het verkrijgen van voedsel voor het individu of zijn nakomelingen.

Slide 2 - Tekstslide

Mutualisme
= langdurige samenlevingsvorm tussen soorten waarvan beide soorten voordeel ervaren.

Voorbeelden (zie plaatjes): 
  • de vogel maakt de tanden van de krokodil schoon: voedsel voor de vogel en een schoon gebit voor de krokodil.
  • clownvissen leven in anemonen die de vissen beschermd tegen predatoren. De vissen houden de anemoon schoon.
  • de vogels pikken de parasieten uit de vacht van de impala. voedsel voor de vogels en een schone vacht voor de impala.
  • De heremietkreeft en de anemoon: zie het filmpje op de volgende slide.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Commensalisme
= een langdurig samenleven  tussen soorten waarbij één soort een voordeel heeft en de ander geen voor- of nadeel.

Voorbeeld (zie plaatjes):
  • Epifyten zijn planten die op de takken van andere planten groeien om meer licht te kunnen vangen. Epifyten hebben hier voordeel van maar de boom waar ze op groeien heeft er geen voor- of nadeel van. Voorbeelden van epifyten zijn bepaalde soorten mossen, korstmossen en orchideeën.
  • Vissen die onder roggen of haaien zwemmen voor bescherming en omdat ze zo minder weerstand van het wawter ervaren (het kost dan minder energie om te zwemmen). Voodeel voor de vissen en geen voor- of nadeel voor de rog of haai.

Slide 5 - Tekstslide

Parasitisme
= een langdurig samenleven van soorten waar één soort voordeel van heeft en één soort nadeel. De soort die het nadeel ondervindt wordt ook wel de gastheer genoemd.

Sommige parasieten zijn volledig aangepast om te leven in of op één bepaalde soort. Deze paratisieten zijn soortspecifiek.

Voorbeelden (zie plaatjes):
  • Muggen en teken drinken bloed van een gastheer.
  • Sluipwespen leggen hun eitje in de larven van vliegen. Wanneer de eitjes uitkomen eten de sluipwesplarven de vliegenlarven van binnen uit op.
  • De koekoek legt eieren in het nest van andere vogels. Zie het gevolg in het filmpje op de volgende slide.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Plant parasitisme
Sommige planten kunnen ook andere planten parasiteren. Daarbij onttrekken ze water, mineralen en soms ook organische stoffen aan de gastheer.

Maretak is een halfparasiet: de plant onttrekt alleen water en mineralen aan zijn gastheer (bovenste plaatje). Ze groeien blaadjes en kunnen door middel van fotosynthese uit de mineralen en water zelf organische stoffen maken.

Duivelsnaaigaren is volledige parasiet en onttrekt naast mineralen en water ook organische stoffen. Deze plant heeft geen blaadjes (rechter plaatje) en kan dus niet fotosynthetiseren.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg filmpje
Als je de uitleg wat moeilijk vond of er nog meer van wilt weten, kijk dan onderstaand filmpje. Daarin wordt het nogmaals uitgelegd:

https://www.youtube.com/watch?v=kdmbMa-KvQQ

Slide 9 - Tekstslide

Bij commensalisme hebben beide soorten voordeel van het samenleven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen reden voor concurrentie tussen individuen van verschillende soorten?
A
Ruimte
B
Licht
C
Partner
D
Voedsel

Slide 11 - Quizvraag

Impala's hebben weleens last van bloed zuigende insecten. Een soort vogel eet deze insecten uit de vacht van de impala's. Van welke drie soorten relaties is hier sprake?
A
Mutualisme, parasitisme en vraat
B
Commensalisme, parasitisme en predatie
C
Mutualisme, predatie en parasitisme
D
Commensalisme, parasitisme en vraat

Slide 12 - Quizvraag

Examenvraag
Lees de vraag 
hiernaast. Beant-
woord hem op de
volgende slide.

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Open vraag

Uitleg examenvraag
Phytophtera creëert rotte plekken in vruchten. Dit is geen voordeel, dus alle antwoorden met phytophtera vallen af --> B, C, D en E zijn onjuist.

Endofyten beschermen de cacaoplant tegen andere schimmels (voordeel voor de cacaoplant) en geeft in ruil daarvoor voedingsstoffen aan de endofyten (voordeel voor de endofyten). Beide hebben voordeel, dus dit is mutualisme --> A is juist.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Leer:
  - par. 7.3 + herhalen 7.1 + 7.2
Maak:
  - Opgaven par. 7.3
  - begrippenlijst aanvullen 

Slide 16 - Tekstslide

Examenvraag
Lees de tekst hiernaast. 
Beantwoord de vraag
op de volgende slide.

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag

Uitleg examenvraag
In de tekst staat dat zowel de kiekendief als de buizerd grutto-eieren en kuikens eten. De kiekendief en grutto hebben een predatie relatie --> A, B, C en D zijn onjuist.

Als de kiekendief veel grutto kuikens eet, heeft de buizerd weinig voedsel en andersom. Dit is geen voordeel maar een concurrerende relatie --> E is juist.

Slide 19 - Tekstslide

Examenvraag
Lees de tekst en bekijk het
plaatje hiernaast. 
Schrijf op de volgende slide
de cijfers met daarachter
de juiste onderdelen 
van de voedselketen.

Slide 20 - Tekstslide


Slide 21 - Open vraag

Uitleg examenvraag
Als je kijkt naar de richting van de pijlen zie je dat 1 het begin van de voedselketen is. Planten maken hun eigen voeding (autotroof/producent) en staan daarom aan het begin van de voedselketen --> 1= planten.
Planten worden gegeten door herbivoren en  wanneer ze dood zijn reducenten (micro-organismen). Reducenten eten ook al andere organismen, herbivoren niet, dus --> 2= herbivoren en 4=micro-organismen.
Herbivoren worden gegeten door carnivoren of ze worden geparasiteerd. Niet alleen herbivoren, maar ook consumenten worden geparasiteerd, dus --> 3= consumenten en 5= parasieten. De laatste term kennen jullie waarschijnlijk nog niet, maar kunnen jullie op deze manier alsnog invullen --> 6= hyper-parasieten. Hyper-parasieten parasiteren andere parasieten.

Slide 22 - Tekstslide

Zelf werken
Lees:
  - Basisstof 5: blz. 161 t/m 165

Maak:
  - Stap 4 van opdracht populaties en ecosystemen, rond je verslag af en lever hem per mail in
  - Opdracht 9, 10, 11 en 12

Slide 23 - Tekstslide

Wat vond je lastig in deze les?
Welke vraag/vragen heb je nu?

Slide 24 - Open vraag

Afsluiting
Heb je de leerdoelen behaald?
Na deze les kun je:
  • In een ecosysteem vormen van competitie en van coöperatie tussen soorten onderscheiden.

Deze les hebben we het gehad over verschillende relaties in een ecosysteem. Volgende les gaan we dieper in op de trofische niveaus en waarom populaties van hogere niveaus kleiner zijn dan populaties van lagere trofische niveaus. 

Slide 25 - Tekstslide