Must, have en should

Must, have en should
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Must, have en should

Slide 1 - Tekstslide

Je gebruikt must en have to als je iets moet doen. Must en have to worden vaak in dezelfde gevallen gebruikt, maar er zijn wel een paar kleine verschillen ertussen

Slide 2 - Tekstslide

Must 
Must wordt vaak in geschreven teksten en instructies gebruikt. Zo schrijf je bijvoorbeeld: The letters must be here by 14 April.

Ook wordt dit gebruikt voor wetten en dus dingen die verplicht zijn

Slide 3 - Tekstslide

Have to 
Have to gebruik je om te zeggen wat noodzakelijk of verplicht is:
Do I have to instruct the new interns on our safety protocol or has Jeremy already done this?

MAAR LET OP: Dit is dus niet geschreven maar mondeling gezegd.

Slide 4 - Tekstslide

Should
We gebruiken should als we het hebben over dingen waarvan we vinden dat het juist, het beste of correct is:
I don’t think people should take sensitive case files home. 

Dit is nergens verplicht gesteld, nergens geschreven en hoeft niet.

Slide 5 - Tekstslide

When do we use 'should' in English grammar sentences?
A
To show strong necessity.
B
To give advice or make recommendations.
C
To talk about past events.
D
To express obligation.

Slide 6 - Quizvraag

In this guide it says that we .... take the lid off.
A
have to
B
should
C
should to
D
must

Slide 7 - Quizvraag

Vul in: must, have to of should
I ..... be well-mannered towards my teachers
A
have to
B
must
C
must have
D
should

Slide 8 - Quizvraag

Have to, must, should.

The government says children ____ go to school once they turn 5 years old.
A
have to
B
has to
C
must
D
should

Slide 9 - Quizvraag

Have to, must, should.

In the UK all children ____ wear a uniform.
A
have to
B
has to
C
must
D
should

Slide 10 - Quizvraag

Have to, must, should.

I .....talk to you about the new project.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 11 - Quizvraag

Have to, must, should.

I ____ study today.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 12 - Quizvraag

Must, should, have to

Children ____ go to school until they are 16.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 13 - Quizvraag

Have to, must, should.

All soldiers ____ wear a uniform.
A
shouldn't
B
should
C
has to
D
have to

Slide 14 - Quizvraag

Vul in: have to, must of should.
My car ...... be insured when I drive.
A
has to
B
must
C
should
D
geen van drie

Slide 15 - Quizvraag

You .... be doing that, it's not really nice.
A
musn't
B
shouldn't
C
haven't

Slide 16 - Quizvraag

Ik snap dit.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Laat maar zien dan. Vertaal:
Er staat hier dat we stil moeten zijn.

Slide 18 - Open vraag