1.1 Wat is geld?

Deze les:

Maken en samen doorlezen introductie blz. 6 + 7

( 15 minuten voor maken, 10 minuten nabesprekin)

Eerder klaar: instaptoets en introductie hotspotplaat

1.1: geld

--> Wat zijn inkomsten/uitgaven?

Maken opdrachten van 1.1

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Deze les:

Maken en samen doorlezen introductie blz. 6 + 7

( 15 minuten voor maken, 10 minuten nabesprekin)

Eerder klaar: instaptoets en introductie hotspotplaat

1.1: geld

--> Wat zijn inkomsten/uitgaven?

Maken opdrachten van 1.1

Slide 1 - Tekstslide

Wat denk jij dat het begrip inkomsten betekent?

Slide 2 - Open vraag

Wat denk jij dat het begrip uitgaven betekent?

Slide 3 - Open vraag

Inkomsten

Geld dat je krijgt of verdient


* je verjaardag

* bijbaantje

*zakgeld

*kleedgeld

Tekst
Wist je dat: Middelbare scholieren gemiddeld 118 euro aan inkomsten hebben!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Uitgaven

Het geld dat je uitgeeft aan:


* eten

* cadeautjes

* kleding

* etc

Slide 6 - Tekstslide

Uitgaven

1. Dagelijkse uitgaven

* uitgaven die je dagelijks doet

2. Vaste lasten

*Uitgaven die elke maand terugkomen

3. Incidentele uitgaven

* Uitgaven die je soms doet

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een vaste last?
A
De huur
B
Melk voor het ontbijt
C
Bioscoopkaartje
D
Dagje pretpark

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een incidentele uitgave?
A
De huur
B
Melk voor het ontbijt
C
Bioscoopkaartje
D
Dagje pretpark

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een dagelijkse uitgave?
A
De huur
B
Melk voor het ontbijt
C
Bioscoopkaartje
D
Dagje pretpark

Slide 10 - Quizvraag

Je krijgt van mij een leeg A3tje

Zet aan de rechterkant kant

* Dagelijkse uitgaven

Zet in het midden

* Vaste lasten

Zet aan de linkerkant

* Incidentele uitgaven


Vul die in met zoveel mogelijk knipsels (minstens 5 per onderdeel) van wat jij denkt dat hoort bij de soorten uitgaven. Hier heb je deze én de volgende les de tijd voor.

Slide 11 - Tekstslide

Nu: 
Wat zijn inkomsten?
Wat zijn uitgaven?
Huiswerk: maken de eerste opdrachten van 1.1

Slide 12 - Tekstslide

Deze les:
Herhalen vorige les:
- Wat zijn inkomsten/uitgaven?
- Welke 3 uitgaven zijn er?
Verder met 1.1
- Wat is sparen?
- Wat is rente?
- Hoe bereken je de rente?
- Wat zijn spaarmotieven?
- Hoe bereken je een maandloon?

Slide 13 - Tekstslide



Slide 14 - Tekstslide

Spaar jij en zo ja: waarvoor
spaar je?

Slide 15 - Woordweb

Spaarmotieven:

- Sparen voor een doel

* een mooie reis, een nieuwe game, een nieuwe laptop

- Sparen als je later geld nodig zou hebben

* als de wasmachine kapot gaat

* als de auto kapot gaat


Als je het op de bank zet krijg je rente

Slide 16 - Tekstslide

Rente berekenen:
Op jouw spaarrekening staat aan het eind van 2019 750 euro.
Je krijgt er eenmalig een rentebedrag van 2 procent over.
Hoeveel rente krijg jij er bij?

Slide 17 - Tekstslide

Maandloon berekenen
Loon krijg je vaak per maand, als je het weekloon wilt weten reken je eerst uit naar jaar:

Maandloon = 12 euro per maand
hoeveel verdien je per week?

Slide 18 - Tekstslide

Maandloon van Gerda is 1560 euro
Hoeveel verdient Gerda per week?

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk voor morgen:



Afmaken cursus 1.1 ( werkblad bij opdr. 15 vind je op blz. 41)

Slide 20 - Tekstslide

Herhaling: Op welke manier kun je aan inkomsten komen?

Slide 21 - Open vraag

Herhaling: wat zijn uitgaven?

Slide 22 - Open vraag