3.2 Zien (1vab)

Nectar H3 Waarnemen 
§3.2 Zien
  • Nabespreking §3.1 Zintuigen en prikkels
  • Werken aan §3.2 Zien
  • Bespreking RTTI-1 1.1 + H2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Nectar H3 Waarnemen 
§3.2 Zien
  • Nabespreking §3.1 Zintuigen en prikkels
  • Werken aan §3.2 Zien
  • Bespreking RTTI-1 1.1 + H2

Slide 1 - Tekstslide

Planning periode 3

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen §3.1
1. Je kunt de zintuigen in je lichaam benoemen en noemen welke prikkel ieder zintuig opvangt.
2. Je kunt uitleggen hoe je lichaam op prikkels reageert.
3. Je kunt de delen van het zenuwstelsel benoemen.
4. Je kunt uitleggen hoe impulsen van zintuigen en hersenen door je lichaam gaan.
5. Je kunt uitleggen hoe de hersenen impulsen van zintuigen verwerken.

Slide 3 - Tekstslide

prikkel
impuls
bewustworden

Slide 4 - Sleepvraag

Zoek bij elk zintuig de juiste taak
Warmtezintuigen
Tastzintuigen
koudezintuigen
Pijnzintuigen

Zijn er voor de prikkel pijn

Zijn gevoelig voor de prikkel, "hoe voelt het voorwerp aan"

Zijn gevoelig voor de prikkel "lagere temperatuur"

Zijn gevoelig voor de prikkel "hogere temepratuur"

Slide 5 - Sleepvraag

Tekst
impuls
Prikkel

Slide 6 - Sleepvraag

Leerdoelen §3.2
  1. Je kunt de delen van je oog benoemen en van ieder deel de functie noemen. 
  2. Je kunt beschrijven hoe je ogen werken. 
  3. Je kunt uitleggen hoe je kleuren waarneemt.
  4. Je kunt uitleggen waardoor er steeds genoeg licht in je oog komt.
  5.  Je kunt uitleggen waardoor je scherp kunt zien. 
  6. Je kunt uitleggen waarom iemand een bril nodig heeft.
  7. Je kunt uitleggen hoe je diepte ziet.

Slide 7 - Tekstslide

Iris
Pupil
Oogwit
Voorste deel van het oog

Slide 8 - Tekstslide

Wenkbrauwen
Oogleden
Wimpers
Traanklier
Traanvocht
Traanbuis
Voorste deel van het oog

Slide 9 - Tekstslide

sleep de namen naar de juiste nummers 
onderdelen oog 



1
5
7
9
iris
blinde vlek
netvlies
vaatvlies
hoornvlies
gele vlek
pupil

Slide 10 - Sleepvraag

wenkbrauwen
oogleden
wimpers
traanklier met traanvocht
Waartegen beschermt elk onderdeel van het oog?
stof
stof
stof
zweet
zweet
zweet
uitdroging
vuiltjes
vuiltjes
vuiltjes

Slide 11 - Sleepvraag

Het oog heeft drie lagen
Harde oogvlies
    - Doorzichtig deel is het           hoornvlies
Vaatvlies
    - Gekleurd deel is iris
    - Gat in vaatvlies is pupil
Netvlies

Slide 12 - Tekstslide

Binnenkant oog
Gele vlek - zie je het scherpst
Blinde vlek - oogzenuw

Glasachtig lichaam

Slide 13 - Tekstslide

Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
gele vlek
oogzenuw
iris
Harde oogvlies
Glasachtig lichaam

Slide 14 - Sleepvraag

Wat gebeurt er als je ergens naar kijkt?
  1. Licht valt op een voorwerp en wordt teruggekaatst.
  2. Het teruggekaatste licht komt via het hoornvlies en de pupil het oog binnen.
  3. De lens zorgt voor een scherp beeld op je netvlies
  4. Zintuigcellen in het netvlies vangen de lichtprikkels op en zetten deze om in impulsen.
  5. De impulsen gaan door de oogzenuw naar de hersenen.
  6. In de hersenen word je  je bewust van wat je ziet.

Slide 15 - Tekstslide

Langs welke onderdelen schijnt het licht als het in het oog valt?  Zet ze in  de goede volgorde.
lens  
hoornvlies
netvlies 
pupil

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe bewegen ogen?

Slide 17 - Tekstslide

Hoe bewegen ogen?
Oogbollen zitten met spieren vast aan de oogkassen. Hierdoor kun je je ogen bewegen.

Het vetweefsel beschermt je ogen tegen schokken en stoten.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 1 t/m 10 van §3.2 via Nectar Online

Slide 19 - Tekstslide

Kleuren
Staafjes - zwart/wit, grijstinten
werken 's avonds en 's nachts
Kegeltjes - kleuren
werken overdag
Drie soorten kegeltjes:
rood - groen - blauw

Ezelsbruggetje:
K van Kleur//K van Kegeltjes. 

Slide 20 - Tekstslide

De pupilreflex

Slide 21 - Tekstslide

Scherp zien
Je kan scherp zien doordat je je ooglens boller en platter kunt maken (= accomoderen).

Bol = dichtbij
Plat = veraf

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Een bril?
Korte oogbol = verziend = bolle lenzen bril (+)

Lange oogbol = bijziend = holle lenzen (-)

Slide 24 - Tekstslide

Diepte
Diepte zien (3D zien)- nodig om afstanden in te schatten. 
De beelden van beide ogen gaan naar de hersenen.
Die ontvangen 2 beelden, en maken er één beeld van. 

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Begrippenlijst van de dikgedrukte woorden van §3.2

Opdracht 1 t/m 28 van §3.2 via Nectar Online

Slide 26 - Tekstslide