Kracht en arbeid

krachten in constructies
T4 Tentamen 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

krachten in constructies
T4 Tentamen 1

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling:
De nettokracht kun je uitrekenen door alle voortstuwende krachten te nemen en daar alle tegenwerkende krachten van af te halen.

Voortstuwende kracht is de motorkracht af de spierkracht
tegenwerkende kracht is de rolwrijving, de luchtweerstand, de remkracht.

De eenheid van kracht is de Newton (N)

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les.
  • Het verband tussen bewegen en energie (arbeid) kracht en versnelling zien.
  • Kunnen werken met de formules :
W=Fs
F=ma

Slide 3 - Tekstslide

Neem voor je:
  • schrift, pen, potlood, geodriehoek
  • rekenmachine
  • binas
  • telefoon op de tafel voor je.

Maak aantekeningen in je schrift van de uitleg.

Slide 4 - Tekstslide

8

Slide 5 - Video

00:59
Zoek op in je binas.
De eenheid van Arbeid
A
Joule
B
Newtonmeter
C
Newton/meter
D
kilowattuur

Slide 6 - Quizvraag

01:21
In welke tabel in je binas staan de symbolen van de grootheden?
(ook de eenheden staan in die tabel.)
A
5
B
6
C
7
D
15

Slide 7 - Quizvraag

01:21
In welke tabel in je Binas staat de formule voor Arbeid?
A
5
B
6
C
7
D
10

Slide 8 - Quizvraag

01:21
W = F * s
De inspanning (energie die het kost) om een doos met boeken de trap op te tillen is groter dan de inspanning die je moet doen om een lege doos de trap op te tillen. 
De zwaartekracht (F) van de doos is groter, dus de inspanning ook.

De inspanning die het kost om een doos drie trappen op te tillen is groter dan de inspanning die je moet doen om dezelfde doos één trap op te tillen.
De afstand (s) is groter, dus de inspanning is ook groter.


Slide 9 - Tekstslide

01:46
Welke formule ga je gebruiken?

Slide 10 - Open vraag

01:46
Bepaal (= alleen antwoord noteren) het gewicht (de zwaartekracht) die de man moet optillen

Slide 11 - Open vraag

01:46
Noteer de gegevens die je nodig hebt om de arbeid uit te rekenen.

Slide 12 - Open vraag

01:46
Noteer de grootte van de arbeid.
Vergeet de eenheid niet.

Slide 13 - Open vraag

Berekenen van de afgelegde weg.
Het kan ook zijn dat je de arbeid weet en dat je moet uitrekenen wat de afstand is.
Bijvoorbeeld een auto gaat remmen. De totale remkracht is 1000 N en de energie (de arbeid) die nodig is voor het remmen is 18 500 J.

Bereken de remweg die nu nodig is.

Slide 14 - Tekstslide

Omzetten van de formule
W = F * s
  • achter de = staat een keersom
  • noteer de keersom onder de streep
  • noteer de andere component boven de streep.
  • dek de vraag (s) af en kijk wat er over blijft.
  • je houdt over:




dus de formule wordt: 
.....   x   .....
.....
FW
s=FW

Slide 15 - Tekstslide

Berekening
formule:

gegevens:

som:

antwoordzin:
s = 18,5 m
s=?
W=18500J
F=1000N
s=18,5m

Slide 16 - Tekstslide

Dus wat is arbeid?
s=FW

Slide 17 - Tekstslide

Van nettokracht naar vertraging of versnelling
Als de nettokracht geen nul is heb je een verandering van snelheid.
Voor de versnelde beweging en de vertraagde beweging geldt hetzelfde.

De nettokracht (F) wordt groter als de massa (m) groter wordt
(een vrachtauto heeft meer vermogen nodig om te versnellen of vertragen dan een personen auto).
De nettokracht wordt groter als er harder geremd of opgetrokken wordt, dus als de versnelling (vertraging) (a) groter wordt.

Slide 18 - Tekstslide

Van nettokracht naar vertraging of versnelling
Wat betekent de F?
Wat is de eenheid van de F?
Wat betekent de m en wat is de eenheid?
Wat betekent de a en wat is de eenheid?
(gebruik je binas, tabel 6)
F=ma

Slide 19 - Tekstslide

Welke grootheid wordt er aangegeven met de letter F

Slide 20 - Open vraag

Wat is de eenheid van de kracht

Slide 21 - Open vraag

Welke grootheid wordt er aangegeven met de letter m

Slide 22 - Open vraag

Wat is de eenheid van de massa

Slide 23 - Open vraag

Welke grootheid wordt er aangegeven met de letter a

Slide 24 - Open vraag

Wat is de eenheid van de versnelling (vertraging)

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk
Maak de vragen van paragraaf 11.3 in je werkboek (digitale versie gaat weg op 1 oktober)

Slide 26 - Tekstslide