221124 Astma en COPD 2.2

24-11-22

Keuzedeel Specifieke doelgroepen 
Module astma en COPD
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Keuzedeel spdgMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

24-11-22

Keuzedeel Specifieke doelgroepen 
Module astma en COPD

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
  • Met behulp van opdracht 2.1 heb je je kennis over COPD opgehaald. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Vertel in je eigen woorden wat het ziektebeeld COPD.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Geef aan wat de behandeldoelen zijn van de KNMP richtlijn COPD is en leg uit wat dat betekent voor de apotheek.

Slide 16 - Open vraag

De apotheker draagt door het verlenen van farmaceutische zorg bij aan het behalen van de algemene doelstellingen van COPD-zorg.
De behandeldoelen bij patiënten met COPD zijn:
Op korte termijn:
• verminderen van de klachten;
• verbeteren van het inspanningsvermogen;
• voorkómen en behandelen van exacerbaties;
• verbeteren van de ziektegerelateerde kwaliteit van leven;
Op langere termijn:
• voorkomen of vertragen van een versnelde achteruitgang van de longfunctie (FEV1);
• uitstellen of voorkomen van complicaties, invaliditeit en arbeidsongeschiktheid;
• verbeteren van de overleving.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Om te bekijken of een patiënt de juiste farmacotherapeutische zorg krijgt, is er kennis nodig over de behandelstappen. Geef aan wat de stappen zijn in de medicamenteuze behandeling voor COPD.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Kijk naar de verschillen tussen de verschillende inhalatoren (poederinhalator, dosisaerosol) en wat deze verschillen betekenen voor de patiënt. Beschrijf wat je in de apotheek aflevert voor deze groep patiënten met COPD.

Slide 20 - Open vraag

Bij de behandeling van COPD wordt gebruikgemaakt van inhalatiemiddelen. Hierbij kan de huisarts kiezen tussen dosisaerosolen (met voorzetkamer) en poederinhalatoren:37)
● dosisaerosolen: een niet-ademgestuurde dosisaerosol dient altijd in combinatie met een voorzetkamer gebruikt te worden, tenzij de patiënt adequaat een dosisaerosol kan gebruiken; een dosisaerosol zonder voorzetkamer heeft als nadeel dat het tegelijk indrukken en inademen lastig is waardoor de longdepositie niet optimaal is;
● poederinhalatoren: bij poederinhalatoren bestaat het coördinatieprobleem van indrukken en inademen niet; de noodzakelijke ademkracht bij de verschillende poederinhalatoren varieert aanzienlijk.
De voorkeur gaat, indien mogelijk, uit naar een inhalatiemiddel met een dosisteller of -indicator om het risico te verminderen dat de patiënt een lege inhalator gebruikt. Het verdient aanbeveling dat de huisarts ervaring opdoet met een beperkt aantal inhalatoren. Bij patiënten die verschillende inhalatiemiddelen gebruiken wordt gestreefd naar uniformiteit in de toedieningsvorm. (NHG standaard COPD)

6. COPD patiënten hebben een verhoogde kans op osteoporose. Leg uit waarom dit het geval is. Geef tevens aan welke geneesmiddelen hier evt de oorzaak van kunnen zijn. Welke geneesmiddelen die gebruikt worden bij COPD hebben hier het meest mee te maken?

Slide 21 - Open vraag

Patiënten met COPD hebben een hoger risico op osteoporose door onder andere de aanwezigheid van emfyseem, lichamelijke inactiviteit, een lager gewicht, ondervoeding en gebruik van orale corticosteroïden. Bij patiënten met ernstig en zeer ernstig COPD (oude GOLD classificatie III en IV) werden in twee cross-sectionele onderzoeken bij 68% respectievelijk 50% osteoporose ontdekt en bij 24% niet eerder gediagnosticeerde fracturen. Bij patiënten met COPD is het risico op het krijgen van wervelfracturen direct gerelateerd aan zowel de aanwezigheid als de ernst van de COPD (KNMP richtlijn COPD)
6.Wat kan de patiënt doen als osteoporosepreventie en welke rol kan de apotheek hierbij spelen?

Slide 22 - Open vraag

Patient: zorgen voor lichaamsbeweging, vit D en Calcium inname 
Apotheek: leeftstijladviezen, vitD verkoop, evt adviseren bisfosfonaat
Huiswerk
Maak module COPD en Astma 2.2 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies