Herhalingsles: vaardigheden, paragraaf 2 t/m 4

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Herhaling:
  • Vaardigheden: schaal, grootschalige- en kleinschalige kaart en absolute- en relatieve afstand
  • Paragraaf 2 t/m 4

Doel van deze les
Uitzoeken wat je nog moet leren.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Herhaling:
  • Vaardigheden: schaal, grootschalige- en kleinschalige kaart en absolute- en relatieve afstand
  • Paragraaf 2 t/m 4

Doel van deze les
Uitzoeken wat je nog moet leren.

Slide 1 - Tekstslide

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Vaardigheden

Slide 2 - Tekstslide

De schaal is 1:800.000
Twee plaatsen liggen 5 cm uit elkaar.
Hoeveel km liggen ze uit elkaar?

Slide 3 - Woordweb

1 cm is 800.000 cm.
1 cm is 8 km (-5 nullen)
5 cm is 5 x 8 km = 40 km uit elkaar.
De schaal is 1:800.000
Twee plaatsen liggen 5 cm uit elkaar.
Hoeveel km liggen ze uit elkaar?

Slide 4 - Tekstslide

Twee plaatsen liggen op een kaart 7 cm uit elkaar.
In werkelijkheid liggen ze 210.000 km uit elkaar. Wat is de schaal?

Slide 5 - Woordweb

Twee plaatsen liggen op een kaart 7 cm uit elkaar.
In werkelijkheid liggen ze 210.000 km uit elkaar. 
Wat is de schaal?
7 cm is 210.000 km
1 cm is 30.000 km (delen door 7)
1 cm is 3.000.000.000 cm (+ 5 nullen)
De schaal is 1: 3.000.000.000

Slide 6 - Tekstslide

Je geeft les op de basisschool en laat de kinderen op een A4-tje de verschillende werelddelen kleuren. dit kaartje is een .... kaart.
A
grootschalige
B
kleinschalige

Slide 7 - Quizvraag

De absolute afstand neemt toe doordat er wegwerkzaamheden zijn.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

De relatieve afstand wordt hemelsbreed gemeten.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 2

Slide 10 - Tekstslide

Een stad heeft een hoge bebouwingsdichtheid in vergelijking met de omringende gebieden.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

De beroepsbevolking van de steden werkt vrijwel uitsluitend in de primaire sector.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners noemen we een wereldstad.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Vanuit deze stad wordt het land meestal bestuurd.
A
hoofdstad
B
megastad
C
wereldstad

Slide 14 - Quizvraag

In de globalisering speelt deze stad een belangrijke rol.
A
hoofdstad
B
megastad
C
wereldstad

Slide 15 - Quizvraag

De stad is omringd door wijnvelden.
A
site
B
situation

Slide 16 - Quizvraag

In de bodem wordt steenkool gewonnen.
A
site
B
situation

Slide 17 - Quizvraag

Door de aanleg van het vliegveld is het aantal bedrijven toegenomen en is de stad sterk gegroeid.
A
site
B
situation

Slide 18 - Quizvraag

De stad heeft een westers deel en een niet-westers deel. We noemen deze stad een primate city.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn noemen we een stedelijk netwerk.
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 3

Slide 21 - Tekstslide

Aan het verstedelijkingstempo kun je zien welk percentage van de bevolking in steden woont.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

Verstedelijking = urbanisatie
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

De suburbs liggen in het centrum van de stad.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Het CBD ligt in een Europese stad aan de rand van de stad.
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Een Amerikaanse stad heeft geen historische binnenstad.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

In het CBD is de bevolkingsdichtheid laag.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Als je vanuit grote steden verhuisd naar plaatsen rond de stad, heet dat urbanisatie
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

Hoe hoger de verstedelijkingsgraad hoe rijker het land.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Een voorbeeld van een werelddeel met een hoge verstedelijkingsgraad is Europa.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

Gentrification is een proces waarbij oude stadswijken veranderen in getto's?
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

Schrijf de vraag en het antwoord in je schrift.
  1. Waarom groeit de bevolking?
  2. Hoe verschilt de groei van de bevolking per land?
  3. Waarom wonen op sommige plekken veel mensen?
  4. Waarom wonen op sommige plekken weinig mensen?
Paragraaf 4

Slide 32 - Tekstslide

Een kenmerk van een krottenwijk is dat er een hoge woningdichtheid is.
A
goed
B
fout

Slide 33 - Quizvraag

Een voorbeeld van een werelddeel met een hoog verstedelijkingstempo is Afrika.
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quizvraag

Migranten die in ontwikkelingslanden van het platteland naar de stad verhuizen werken in de stad vooral in de informele sector.
A
goed
B
fout

Slide 35 - Quizvraag

Hoe ouder de krottenwijk hoe beter de kwaliteit van de woningen.
A
goed
B
fout

Slide 36 - Quizvraag

Krottenwijken ontstaan door een hoog verstedelijkingstempo.
A
goed
B
fout

Slide 37 - Quizvraag

Wat moet nog uitgelegd worden?

Slide 38 - Woordweb