11 en 12 mei H4 Schrijven

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning laatste periode
SO grammatica terug --> t.z.t
PW Nederlands terug --> t.z.t.
Uitgebreide planning --> t.z.t.

NU? H4 Schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Leerlingen online

Doe eerst maar even mee, daarna krijg je een opdracht
Leerlingen in de klas

- H4 Schrijven korte herhaling
- Duidelijk schrijven
- Planning
- Informatie VAS-toetsen

Slide 3 - Tekstslide

H4 Schrijven
Een verslag schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Doel

Ik weet wat het verschil is tussen een persoonlijk en zakelijk verslag


Ik kan een kort persoonlijk verslag schrijven aan de hand van de 5w+h-vragen

Slide 5 - Tekstslide

Een verslag schrijven

Waarom en hoe?

  • Je schrijft over iets wat je hebt gezien, meegemaakt of hebt onderzocht
  • Je vertelt de lezer alles wat hij/zij moet weten
  • Hiervoor kun je de w+h-vragen gebruiken

Slide 6 - Tekstslide

5 w+h-vragen.
Weet jij welke vragen dat zijn?

Slide 7 - Woordweb

5w+h-vragen

  1.      wie
  2.      wat
  3.      waar
  4.      wanneer
  5.      waarom
  6.      hoe
  7.     (waardoor)

Slide 8 - Tekstslide

Zakelijk verslag


  • Hierin schrijf je alleen over dingen die gebeurd zijn.
  • => feiten

  • Voorbeeld:
  • je schrijft over een biologieproef

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk verslag


  • Hierin schrijf feiten, persoonlijke ervaringen en gevoelens.

  • Voorbeeld:
  • voetbalwedstrijd waarin jouw team kampioen werd

Slide 10 - Tekstslide

Zo schrijf je een verslag

  • Bedenk wat je gaat schrijven: geef antwoord op de 5w+h-vragen.
  • Zet alle informatie in een juiste volgorde, gebruik hierbij passende signaalwoorden.
  • Verdeel de informatie in alinea's.
  • Besteed in een persoonlijk verslag aandacht aan wat je zelf van de gebeurtenis vond. => geef je mening
  • Noteer, indien van toepassing, het materiaal dat je gebruikt hebt (bij bijvoorbeeld en verslag over een proef).

Slide 11 - Tekstslide

Op welke vragen geeft de
"5W+H methode" dus antwoord?

Slide 12 - Woordweb

Samen oefenen

  • Lees de volgende tekst (staat ook op blz 108 in je boek)
  • Welke w+h-vragen worden beantwoord in de tekst?
  • En bedenk of er voornamelijk feiten of gevoelens worden beschreven. 

Slide 13 - Tekstslide

Topattractie

[1] In de vakantie ging ik voor het eerst naar de Efteling, samen met mijn broertje en m’n ouders. We hadden ons vooral verheugd op de nieuwe achtbaan Baron 1898.

[2] ’s Ochtends waren we al om tien uur in het park. Het was druk. Voor veel attracties stonden rijen. Wij kozen voor de PandaDroom.

[3] Na de pannenkoeken was het tijd voor de achtbaan. Na een kwartiertje wachten konden we instappen. We werden omhooggetrokken en achter mij hoorde ik al veel meidengegil. En toen … gebeurde er niks. We bleven hangen voor de diepe afgrond. Ik dacht eerst dat dat erbij hoorde, maar al snel bleek dat de achtbaan kapot was.

[4] Het duurde lang. Na dik een half uur werden we bevrijd door een reddingsteam. Dat werkte heel voorzichtig en daardoor kostte het nog een kwartier voordat iedereen eruit was. Mijn broertje en ik vonden het wel een spannend avontuur. Echt iets voor een attractiepark. We zijn geen moment bang geweest.

Slide 14 - Tekstslide

Welke w+h-vragen worden
beantwoord in de tekst?

Slide 15 - Woordweb

Beschrijft het verslag voornamelijk feiten of gevoelens?
A
feiten
B
gevoelens

Slide 16 - Quizvraag

Oefenen met chronologische volgorde


Maak opdracht 1 van H4 schrijven.
Zet eerste de zinnen in de juiste volgorde.
Noteer daarna welke woorden deze volgorde aangeven.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf een persoonlijk verslag van je vakantie.  
Hoe ga je te werk?
1) maak een woordweb met je deelonderwerpen
2) noteer de antwoorden op de 5w + h-vragen
3) zet de gebeurtenissen in chronologische volgorde --> noteer de signaalwoorden er alvast bij!
4) verdeel je tekst in minimaal 3 alinea's (inl, kern, slot)
4) bedenk een passende aandachttrekkende inleiding
5) zet er een passende titel boven; zet je naam eronder


timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Hoe kan het duidelijker?
Kelly gaat elke week drie keer naar de sportschool. In het weekend zwemt ze een uur. Ze haat sporten.


Slide 20 - Tekstslide

Kelly gaat elke week drie keer naar de sportschool. En in het weekend zwemt ze een uur. Toch haat ze sporten.

 
Kelly gaat elke week drie keer naar de sportschool. In het weekend zwemt ze bovendien een uur. Maar ze haat sporten.


Hoewel ze sporten haat, gaat Kelly toch elke week drie keer naar de sportschool. In het weekend zwemt ze ook nog een uur.


Kelly gaat elke week drie keer naar de sportschool en in het weekend zwemt ze een uur. Terwijl ze sporten haat!

Slide 21 - Tekstslide

Een iets langere zin met een duidelijk signaalwoord kan beter zijn dan twee korte zinnen die geen duidelijke samenhang vertonen.


https://onzetaal.nl/taaladvies/signaalwoorden-wat-zijn-het/

Slide 22 - Tekstslide

Reflectie:
Wat heb je geleerd over zakelijk en persoonlijk verslag?
Wat ga je de volgende keer hetzelfde doen?
Waar ga je de volgende keer extra goed op letten?

Slide 23 - Tekstslide

ONLINE: 
Neem je tekst volgende week woensdag mee naar de les.


 IN DE KLAS
We wisselen de teksten uit
We geven tops
We geven tips ter verbetering

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk volgende week:
Verbeter je persoonlijke verslag:
- haal alle spelfouten eruit (hoofdletters, leestekens, werkwoorden)
- voeg extra signaalwoorden toe
- zorg ervoor dat alle zinnen goed lopen.

Slide 25 - Tekstslide

ONLINE:
- Werk aan je collage De regels van drie
- Werk in Nieuw Nederlands ONLINE aan H4 Formuleren --> verwijswoorden: startopdracht, theoriefilmpje bekijken/beluisteren + opdracht 1 t/m 4
- Herhaal grammatica H1 t/m 4 uit De brug ONLINE.
IN DE KLAS
Lezen H5
- je leert dat er verschillende tekstdoelen en tekstsoorten zijn.
- je kunt een tekst zo lezen, dat je de inhoud van de tekst begrijpt en in eigen woorden kunt vertellen.

Slide 26 - Tekstslide