H7.2 Ondernemingen in de tijd

H7.2 Ondernemingen in de tijd

Lesdoelen:
  • aan het einde van de les kan je de verschillende soorten innovatie benoemen
  • aan het einde van de les kan je uitleggen wat de verschillende soorten innovatie inhouden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H7.2 Ondernemingen in de tijd

Lesdoelen:
  • aan het einde van de les kan je de verschillende soorten innovatie benoemen
  • aan het einde van de les kan je uitleggen wat de verschillende soorten innovatie inhouden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indexcijfers
Handig om waarde in de tijd te vergelijkken
basisjaar is 100
waardebasisjaarwaardejaarXx100=indexcijferjaarX

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indexcijfers
Handig om waarde in de tijd te vergelijken
basisjaar is 100
waarde jaar x       x100
waarde basisjaar

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gemiddelde prijspeil in een land
jaar                             prijs              prijsindexcijfer
2011 (basisjaar)      € 20,11        100
2012                             €22,09       110
2013                              €23,06      115

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het basisjaar is 2018
In 2019 is het prijsindexcijfer 103
De loonontwikkeling kent een indexcijfer van 98
A
Het reële loon is sterker gedaald dan het nominale loon
B
De prijzen zijn in vergelijking met het loon gedaald
C
Het nominale loon is sterker gedaald dan dat de prijzen zijn gestegen
D
Het nominale loon is sterker gedaald dan het reële loon

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Big Mac kostte in 2018 €3,80 en in 2020 €3,45. Welk indexcijfer heeft de bigmac in 2020 als 2018 het basisjaar is.
Laat je berekening zien.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je krijgt op je spaarrekening 3% rente. De inflatie is 2,1%
A
De nominale rente is 3%
B
De nominale rente is 2,1%
C
De nominale rente is 0,9%
D
De nominale rente is -0,9%

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je krijgt op je spaarrekening 1,2% rente. De inflatie is 1,7%
A
De reële rente is 1,7%
B
De reële rente is 1,2%
C
De reële rente is 0,5%
D
De reële rente is -0,5%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel
Je weet wat dat ondernemingen kosten moeten maken om geld te verdienen
Je weet wat investeren is
Je weet wat innovatie is
je weet welke vormen van innovatie er zijn

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

investeren en innovatie
  • Voorblijven op concurrentie
  • Investeren in kapitaalgoederen
  • Investeren levert rendement op
 =  extra winst als gevolg van een investering




Slide 10 - Tekstslide

Ruilen over de tijd: geld investeren in nieuwe kapitaalgoederen die in de toekomst een goed rendement (extra winst) moeten opleveren. 
Soorten innovaties
Research and development

Productinnovatie
Procesinnovatie
Basisinnovatie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De productie van een Iphone kost veel tijd. Apple heeft daarom besloten een nieuwe productiemethode te ontwikkelen. Hier is sprake van een .... innovatie

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies