uiteenzetting 3 de inleiding

Schrijfvaardigheid
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide


Geef drie kenmerken van een uiteenzetting

Slide 2 - Open vraag

 

  • Informatief
  • Legt uit en geeft feiten
  • Objectief
  • Vaste opbouw
  • Vaste structuren in middenstuk

Zet altijd een titel boven je tekst
Denk aan je publiek. Leespubliek: jongeren


Kenmerken uiteenzetting

Slide 3 - Tekstslide



  • Originele beginzin
  • Trek de aandacht: bijvoorbeeld een korte eigen       ervaring vertellen over het onderwerp
  • Stel een vraag/vragen en beantwoord die in het   middenstuk  
  • Maak duidelijk waarover je het in het middenstuk gaat   hebben.

Inleiding uiteenzetting

Slide 4 - Tekstslide

 

Zoutje
Wat is zouter? Een frietje of een bruine boterham? Een hardnekkige mythe is dat een frietje meer zout zou bevatten dan bruin brood. Wanneer je precies het zoutgehalte van een boterham meet, ontdek je dat die gemiddeld 0.5 gram per snee bevat en dat er maar 0.25 gram in een bakje patat zit.
Hoe zit het nou precies?

Voorbeeld inleiding

Slide 5 - Tekstslide

 

Van koffie droog je uit
Om de vochtbalans in je lichaam op peil te houden, moet je elke dag voldoende drinken, dat weet ieder mens. Al heel lang wordt beweerd, dat je koffie dan niet mag meerekenen. Van koffie droog je uit. Klopt dat wel?
Nog een voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

  • Maak  nu zelf een inleiding voor je uiteenzetting.
  • Doe dit op de manier van één van de vorige twee inleidingen.
Opdracht

Slide 7 - Tekstslide


Bekijk een filmpje met uitleg over tekststructuren.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video



1) Kies één van onderstaande tekststructuren:
  • Voor-nadeelstructuur
  • Probleem-oplossingstructuur
  • Vraag-antwoordstructuur
2) Zoek goede informatie over je onderwerp en noteer de bronnen- schrijver, titel, datum en website of naam krant.
3) Maak schrijfplan

Stappenplan

Slide 10 - Tekstslide

  • Houd gekozen tekststructuur aan in inleiding en middenstuk
  • Leg verbanden tussen de alinea's met  tekstverbanden 
  • Slot: in twee tot drie zinnen het middenstuk samenvatten. Daarna een conclusie geven in een slotzin.
Vervolgstappen

Slide 11 - Tekstslide



  • Inleiding
  • Begin met een zin die aandacht trekt
  • Introduceer onderwerp.
  • Middenstuk
  • Geef  voor-of  nadelen van een bepaalde aanpak aan.
  • Per alinea een voor- of nadeel behandelen.
  • Slot
  • Middenstuk samenvatten en conclusie/advies geven.
Voor- nadelen structuur

Slide 12 - Tekstslide

 

  • Inleiding
  • Trek aandacht met beginzin
  • Stel je jezelf een vraag of meerdere vragen. Licht die toe met feitelijke informatie
  • Middenstuk
  • Beantwoord in elke alinea één van de vragen
  • Slot
  • Vat het midden samen en geef een conclusie
Vraag- en antwoord structuur

Slide 13 - Tekstslide



  • Inleiding:
  • Trek aandacht met de beginzin.
  • Leg duidelijk uit wat het probleem is. 
  • Middenstuk
  • Geef aan voor wie het een probleem is en waarom.
  • Geef meerdere oplossingen.
  • Slot
  • Midden samenvatten en conclusie.
Probleem- oplossingen structuur

Slide 14 - Tekstslide

  • Wat is het belangrijkste dat je gaat vertellen? (hoofdgedachte).
  • Aan wie ga je het vertellen (leespubliek)?
  • Hoe trek je de aandacht (inleidende zin)?
  • Welke tekstructuur gebruik je? Gebruik eigen woorden.
  • Hoe leg je verband tussen alinea's?
  • Hoe geef je een conclusie in de slotzin?
Nadenken over:

Slide 15 - Tekstslide

  • Aantrekkelijke titel boven de tekst?
  • Inleiding:
  • Beginzin goed?
  • Duidelijke uitleg over onderwerp?
  • Midden:
  • Alinea's met duidelijke kernzin?


  • Verband tussen alinea's (signaalwoorden)?
  • Slot:
  • Belangrijkste uit midden duidelijk samengevat?
  • Geen nieuwe informatie toegevoegd?
  • Krachtige slotzin?
  • Spelling in orde?

Controleer

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van een uiteenzetting?
A
Activeren
B
Overtuigen
C
informeren
D
Amuseren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een tekststructuur?
A
Is een tweedeling: inleiding en midden
B
Is een manier om het middenstuk in te delen.
C
Is een driedeling: inleiding-midden-slot
D
Vaste indeling inleiding-midden-slot

Slide 18 - Quizvraag

Wat moet in een inleiding altijd gebeuren?
A
Vooruitblikken
B
Aandacht trekken
C
Vraag stellen
D
Aanleiding noemen

Slide 19 - Quizvraag