03 Wegen van overgave - islam - les 3

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In het museum staan ook islamitische voorwerpen. De islam is na het jodendom en het christendom het jongste monotheïstische geloof. Monotheïstisch betekent geloof in één God. Deze drie godsdiensten zijn aan elkaar verwant, omdat ze de persoon Abraham als aartsvader erkennen. Islamitische mensen noemen zichzelf moslims. Een moslim is iemand die gelooft dat God of ‘Allah’ de enige god is en dat de profeet Mohammed (1400 jaar geleden) de boodschappen van Allah aan de mensen heeft doorgegeven. Er leven op de hele wereld meer dan een miljard moslims. 

Huiswerk
Het huiswerk voor deze les van is het volgende:
- lezen pagina's 15 tot en met 18
- maken de opdrachten 8 & 9 van het werkboek

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kunt een moskee met een kerk vergelijken.
  • Je kunt je eigen standpunt bepalen t.a.v. het islamitisch geloof (jihad).
  • Je kunt reflecteren op de verschillen tussen de islam en het christendom.
  • Je kunt genuanceerd omgaan met de beeldvorming van de media over de islam.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit de vorige les

  • Hijab
  • Chador
  • Nikab
  • eerste generatie moslims
  • minaret
  • Mihrab
  • Minbar

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jaartallen uit de vorige les

  • vanaf 1960 ...
  • de jaren '80 van de vorige eeuw
  • 570
  • 610
  • 621/622
  • 630
  • 632

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De moskee

Slide 6 - Tekstslide

In het museum staan ook islamitische voorwerpen. De islam is na het jodendom en het christendom het jongste monotheïstische geloof. Monotheïstisch betekent geloof in één God. Deze drie godsdiensten zijn aan elkaar verwant, omdat ze de persoon Abraham als aartsvader erkennen. Islamitische mensen noemen zichzelf moslims. Een moslim is iemand die gelooft dat God of ‘Allah’ de enige god is en dat de profeet Mohammed (1400 jaar geleden) de boodschappen van Allah aan de mensen heeft doorgegeven. Er leven op de hele wereld meer dan een miljard moslims. 

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

De volgende begrippen heb je gelezen in je boek
  • Vrouwenruimte
  •  
  • Wasruimte

  • Mihrab

  • Minaret

  • Minbar

  • Ruimte voor gemeenschappelijk gebed

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de functie en betekenis van de volgende woorden uit de Moskee op en schrijf ze op.
  • minaret 

  • imam 

  • kibla 

  • mihrab 

  • oemma

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de functie en betekenis van de volgende woorden uit de Moskee op en schrijf ze op.
  • minaret - toren met oproep tot gebed

  • imam - voorganger (soennieten)

  • kibla - gebedsrichting naar Mekka

  • mihrab - gebedsnis die gebedsrichting aangeeft

  • oemma - de gemeenschap

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken opdracht 8

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze 6 elementen heeft elke moskee. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken opdracht 9

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke uitspraak over de islam is juist?
A
De islam is gesticht door de Turk Mohammed
B
Aanhangers van de islam noem je Turken of Arabieren.
C
Het gebedshuis van de islam noem je een moskee.
D
De verspreiding van de islam begon in de tweede eeuw na Christus.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer werd de 1e moskee gebouwd?
A
1955
B
1965
C
1975
D
1985

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is niet een van de vijf zuilen 
van de islam?
A
Eén keer in je leven naar Mekka gaan
B
Vaak naar de moskee gaan
C
Geld geven aan arme mensen
D
Vijf keer per dag bidden

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij nu en wat hoort bij de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw?
NU
Jaren 50 en 60
Een Turkse arbeidsmigrant komt naar Nederland.
Vluchtelingen uit Afrika komen naar Nederland.
Turken en Marokkanen leren Nederlands op school.
Arbeidsmigranten geloven dat ze terugkeren naar het land van herkomst.
Ömer bidt in een moskee bij hem in de straat.
De overheid vindt het belangrijk dat de migranten integreren.

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de 3 belangrijkste dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Het huiswerk voor de les van vrijdag 25 september 2020 is het volgende:
- lezen pagina's 19 tot en met 25
- maken de opdrachten 1 t/m 3 van het werkboek (H. 2)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies