1. Lees de instructies meerdere keren om niks te vergeten. => Voordat je begint met schrijven, noteer al jouw ideeën op een apart blaadje. Zet een streepje door de instructie als deze afgerond is.
2 Tegen wie praat je (vriend(in) of docent/volwassen)? => Gebruik "tu" als je de persoon goed kent / "vous" tegen een volwassen.
3. Denk aan aanhef en afsluiting.
4. Aantal woorden (minimaal 60 woorden): Schrijf liever eenvoudige zinnen met woorden die je goed beheerst.
5. Controleer de grammatica: bijvoeglijk nw / juiste tijd of uitgang gebruikt. => gebruik jouw tekstboek!