1 Je weet wat de sociale kwestie is.
3 Je kent de politieke en maatschappelijke opvattingen van
socialisten en communisten en je kunt uitleggen wat de
overeenkomsten en verschillen tussen deze stromingen
zijn.
4 Je weet welke maatschappelijke groepen het feminisme
steunden en je weet waarom andere groepen het feminisme
niet steunden.
5 Je weet wat de belangrijkste politieke en maatschappelijke
denkbeelden van de protestanten waren.
6 Je weet wat de belangrijkste politieke en maatschappelijke
denkbeelden van de katholieken waren.
7 Je kunt uitleggen waarom katholieken en protestanten
politiek gingen samenwerken en waarom dit een
verandering was in de Nederlandse geschiedenis.
8 Je kunt uitleggen waarom de SDB werd opgericht en
uiteindelijk besloot tot buitenparlementaire actie.
9 Je weet wat de SDAP via het parlement wilde bereiken.
10 Je kunt de belangrijkste liberale denkbeelden noemen en
uitleggen waarom er tegenstellingen kwamen binnen de
liberale stroming.
13 Je kunt uitleggen waarom Aletta Jacobs een voorvechtster
van vrouwenrechten is geweest en waarom haar strijd
paste binnen de eerste feministische golf.
14 Je kunt de opkomst van het feminisme als
emancipatiebeweging verklaren en beschrijven.
15 Je kent de verschillende posities in politieke en
maatschappelijke kwesties die werden ingenomen door de
liberalen, socialisten en confessionelen.
16 Je kunt uitleggen waarom de Schoolstrijd belangrijk was
voor de emancipatie van de confessionelen.
17 Je kunt de standpunten van de vier zuilen over de
Schoolstrijd en het algemeen kiesrecht benoemen en
verklaren.
18 Je kunt uitleggen onder welke omstandigheden de
grondwet van 1917 tot stand is gekomen en waarom dit een
compromis van formaat was.
19 Je kunt uitleggen welke betekenis deze grondwet had voor
de ontwikkeling van de democratische rechtsstaat.
20 Je snapt welke gevolgen de invoering van de grondwet van
1917 had voor de machtsverhoudingen tussen de politieke
partijen.