418AK - Week 7 - Woordenschat

ZRGVEPL419AK
ZRGVEPL418AK
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK
ZRGVEPL418AK

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
De zin van het kennen van woorden
Betekenis afleiden uit de tekst

Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les
  • Je weet waarom het belangrijk is om veel woorden te kennen
  • Je kunt de betekenis van moeilijke woorden afleiden uit de tekst.
  • Je leert iets over hoe 'onthouden' werkt in je brein

Slide 3 - Tekstslide

Even checken wat je al weet...

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent de afkorting e.o. ?

A
en omstreken/omgeving
B
Evangelische Omroep

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord bij Algerije?
A
Algeries
B
Algerijns

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent het woord droeftoeter?
A
een aspirant-lid van een studentenvereniging of dispuut
B
fantasierijke, geïmproviseerde speech om de toehoorders te vermaken
C
nerd, sukkel
D
een kater hebben

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is geen synoniem van pesten?

A
plagen
B
vleien
C
jennen
D
treiteren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van aanhangig maken?

A
het starten van een procedure bij de rechter
B
weerwoord, verweerschrift
C
beroep bij de hoogste rechter tegen een uitspraak van een lagere rechter
D
(een rechtszaak) niet verder behandelen

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord moet worden ingevuld?
Toen de aardappelen kookten, raakten de ramen door ..... beslagen.
A
rook
B
warme lucht
C
condens
D
damp

Slide 10 - Quizvraag

Dekkingsgraad 

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je kennen om de tekst te kunnen begrijpen, denk je? (Dekkingsgraad.)

Slide 12 - Open vraag

Dekkingsgraad van 60%
We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - . We hebben geen - meer. Singapore is maar - - - met een - - -. We - met - - dat we niet - kunnen.
- - ik - een - met een - aan - -, het - er -. Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 13 - Tekstslide

Dekkingsgraad 70%
We moeten - , zei een - uit Singapore tegen - .
 We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk - -. We - met - - dat we niet anders kunnen.
- - ik - een huis met een - aan beide -, het - er -.  Voor de - mensen is dit nog - de - - van - , maar dat is een niet meer te - - geworden. 

Slide 14 - Tekstslide

Dekkingsgraad 80%
We moeten -, zei een - uit Singapore tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk groeiende bevolking . We - met zo’n - dat we niet anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide - , het liefst er -. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de - wijze van wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 15 - Tekstslide

Dekkingsgraad 90%
We moeten omhoog, zei een - uit Singapore tegen me. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We - met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. - - ik iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er -. Voor de - mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te - - geworden.

Slide 16 - Tekstslide

Dekkingsgraad 100%
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen me. We hebben geen ruimte meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking . We kampen met zo’n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Natuurlijk gun ik iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst ervoor. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te realiseren droom geworden.

Slide 17 - Tekstslide

Kennis van woorden bij het begrijpen van een tekst

  • 60% bekend: tekst onbegrijpelijk
  • 70% bekend: nauwelijks begrip
  • 80% bekend: begin van begrip
  • 85% bekend: globaal begrip
  • 90/95% bekend: redelijk goed begrip

Slide 18 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 19 - Tekstslide

Op welke manieren kun je de betekenis van een woord uit een tekst herleiden?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

QUIZ

Slide 22 - Tekstslide

Welvaart is een ............... begrip als je die van ons vergelijkt met die van Afrika.

A
inferieur
B
betrekkelijk
C
stereotiep
D
globaal

Slide 23 - Quizvraag

Die leraar is de enige die ik ken die deze ...............wiskundeproblemen simpel kan uitleggen.
A
vrijblijvende
B
ondergeschikte
C
complexe
D
subjectieve

Slide 24 - Quizvraag

Als u nú belt, krijgt u ...................... een kennismakingspakket toegestuurd.
A
accuraat
B
gecompliceerd
C
vrijblijvend
D
relevant

Slide 25 - Quizvraag

De wedstrijd werd sterk beïnvloed door het ................ oordeel van de scheidsrechter om een penalty te geven
A
autoritaire
B
circa
C
actuele
D
subjectieve

Slide 26 - Quizvraag

Wie geen klappen kan …......….. , moet beslist geen bokser worden.

A
incasseren
B
perfectioneren
C
reduceren
D
uitweiden

Slide 27 - Quizvraag

‘Als u een ................. van de rekening wilt hebben, dan kunt u deze telefonisch aanvragen.'
A
aspect
B
debat
C
fractie
D
specificatie

Slide 28 - Quizvraag

Omdat ik mijn tekst niet meer wist toen ik op het podium stond, moest ik...................
A
improviseren
B
suggereren
C
uitweiden
D
imponeren

Slide 29 - Quizvraag

Op .................... van Agnes besloot de hele klas zich ziek te melden.

A
federatie
B
initiatief
C
lectuur
D
beginsel

Slide 30 - Quizvraag

De twee dominees voerden aan tafel een ........................ discussie over het juiste gebed voor het avondeten.
A
variabele
B
betrekkelijke
C
fundamentele
D
identieke

Slide 31 - Quizvraag

Dankzij zijn onverwachte hulp is Rick flink in mijn ......................... gestegen.
A
diversiteit
B
achting
C
prioriteit
D
aspect

Slide 32 - Quizvraag

De regering besloot weer eens de …………….. op tabaksproducten te verhogen.
A
vooroordeel
B
accijns
C
affiniteit
D
debat

Slide 33 - Quizvraag

Door zijn maten te verraden, kreeg de gevangene diverse ............... , hij mocht bijvoorbeeld als enige een televisie in zijn cel.
A
autoriteiten
B
strategieën
C
privileges
D
media

Slide 34 - Quizvraag

Als ons bedrijf toen wat meer in ...................... had geïnvesteerd, was ons merk nu veel bekender geweest.
A
welvaart
B
marketing
C
privilege
D
verdienste

Slide 35 - Quizvraag

‘Nee mevrouw, dan moet u bij het …....………… van Binnenlandse Zaken zijn.’

A
departement
B
prototype
C
intonatie
D
initiatief

Slide 36 - Quizvraag

Nederlanders genieten het …………………… dat ze in veel landen zonder visum mogen reizen.


A
pleonasme
B
index
C
accijns
D
voorrecht

Slide 37 - Quizvraag

Dat Mounir elke ochtend een broodje voor die zwerver koopt, is een …………… daad.
A
tegendraadse
B
regionale
C
neutrale
D
nobele

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: permanente
A
Prachtig
B
Blijvend
C
Handig
D
Houten

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: alternatief
A
andere mogelijkheid
B
blijvend
C
accent
D
betere mogelijkheid

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: fungeren
A
functioneren
B
vervangen
C
een rol vervullen
D
beginnen

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: strikt
A
soepel
B
streng
C
gek
D
cool

Slide 42 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: ambitieuze
A
lelijke
B
alternatieve
C
chronologische
D
eerzuchtige

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: afscheiding
A
door scheuring voortgekomen uit iets anders
B
een erf
C
uit elkaar gaan
D
onderdeel van een kapsel

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: vermaarde
A
zeer bekend en achterlijk
B
zeer bekend en lelijk
C
zeer bekend en gewaardeerd
D
zeer bekend en nieuw

Slide 45 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: curiositeit
A
iets raars
B
iets moois
C
iets lelijks
D
iets fijns

Slide 46 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: contouren
A
silhouet, omtrek
B
afmetingen
C
schaduwen
D
een achterwerk

Slide 47 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: getransformeerd
A
vergroot
B
verduurzaamd
C
verdwenen
D
veranderd

Slide 48 - Quizvraag

Hoe werkt 'onthouden'
 in je brein?

Slide 49 - Tekstslide

Tot slot...

Een interessant filmpje over de werking van het brein!

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Video

Wat is het belangrijkste dat je deze les geleerd hebt?

Slide 52 - Open vraag

Slide 53 - Tekstslide