In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
WORKSHOP SPELLING - LES 2
Slide 1 - Tekstslide
De verdachte vertel_ volgens ons wel de waarheid.
A
verteld
B
vertelt
C
verteldt
Slide 2 - Quizvraag
Vin_ jij mijn voorstel ook niet goed?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
Slide 3 - Quizvraag
Waarom beantwoor_ je vader mijn vraag niet?
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord
Slide 4 - Quizvraag
Die sportschool bie_ aantrekkelijke sportabonnementen aan.
A
bied
B
biet
C
biedt
Slide 5 - Quizvraag
Ik vin_ dat iedereen daar gebruik van zou moeten maken.
A
vind
B
vint
C
vindt
Slide 6 - Quizvraag
Ik verwacht dat dit programma nog wor_ herhaald.
A
wort
B
wordt
C
word
Slide 7 - Quizvraag
Wat is fout aan de volgende zinnen: "Hij leesde gisteren een boek" "Ik kijkte vroeger graag naar Cow & Chicken"
Slide 8 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Gisteren (zingen) mijn favoriete artiest een duet met een fan.
Slide 9 - Open vraag
Noteer de juiste vorm van het werkwoord: Vorige week (lopen) mijn zusje en ik de vierdaagse.
Slide 10 - Open vraag
Toen ik mijn lerares wiskunde tegenkwam, groe_e zij mij bijzonder vriendelijk.
A
groette
B
groete
C
groetde
Slide 11 - Quizvraag
De chef-kok snee_ zich in zijn pink.
A
sneet
B
sneed
C
sneedt
Slide 12 - Quizvraag
Inmiddels beschikt vrijwel iedereen over elektriciteit, maar vroeger verlich_en petroleumlampen de huiskamers.
A
verlichten
B
verlichtten
C
verlichte
Slide 13 - Quizvraag
Wel dach_en wij na een tijdje dat het voorstel nauwelijks te realiseren zou zijn.
A
dachtten
B
dachten
Slide 14 - Quizvraag
Eenmaal beloof_, moet je het doen
A
belooft
B
beloofdt
C
beloofd
Slide 15 - Quizvraag
Ik heb uit betrouwbare bronnen vernomen dat hij van diefstal beschuldig_ zou zijn.
A
beschuldigt
B
beschuldigd
Slide 16 - Quizvraag
Zij werd herken_ door haar vroegere collega.
A
herkend
B
herkent
Slide 17 - Quizvraag
Heb jij de sfeer daar geproef_?
A
geproeft
B
geproefd
Slide 18 - Quizvraag
Samenvatting
In deze workshop hebben we geoefend met werkwoorden in de tegenwoordige tijd, sterke werkwoorden in de verleden tijd, zwakke werkwoorden in de verleden tijd en het voltooid deelwoord. In de volgende slides wordt de theorie nogmaals besproken.