22-09 2B Herhaling zwakke werkwoorden

Wilkommen zur Deutschstunde
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 1 - Tekstslide

Die Lernziele 
  • Je kent de tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden.
  • Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Je kunt in het Duits in hele zinnen vragen beantwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

het persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke functie heeft het persoonlijk voornaamwoord?
a. Je hebt het nodig om een werkwoord (ww) te kunnen vervoegen,
bijvoorbeeld: ich wohne hier, er spielt Flöte
b. Het vervangt een zelfstandig naamwoord incl. lidwoord,
bijvoorbeeld: Der Bäcker backt leckere Brötchen.
Er backt leckere Brötchen.


Slide 5 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een zwak werkwoord?

  • Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering
  • Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

Slide 8 - Tekstslide

Hoe krijg je de stam?
In het Duits krijg je de stam door
van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  radeln > radel

Slide 9 - Tekstslide

Ezelsbruggetje





Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: machen (doen, maken)
(ik)
(jij)
(hij/zij/het)      (wij)
(jullie) 
(zij/u)   
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mach e              
mach st 
mach
mach en
mach t
mach en

Slide 11 - Tekstslide

Nog 1 klein puntje
Als de stam op een 'sis'-klank eindigt  (bijv. s, ss, ß, z):

dan komt er bij
du alleen een 't' achter de stam


(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
'normaal' werkwoord en werkwoord op -sis-klank
machen (=doen, maken)
ich mach e
du mach st
er mach t
sie mach t
es mach t
wir mach en
ihr mach t
sie mach en
Sie mach en
reisen (=reizen)
ich reise
du reist
er reist
sie reist 
es reist
wir reisen
ihr reist 
sie reisen
Sie reisen
                     

Slide 13 - Tekstslide

IDEWIS
Wat is de volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden?
Gebruik het woord "IDEWIS" als ezelsbruggetje.
I = ich (ik)
D = du (jij)
E = er/sie/es (hij/zij/het)
W = wir (wij)
I = ihr (jullie)
S = Sie/sie (U/zij)

Slide 14 - Tekstslide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 15 - Sleepvraag

jullie
A
du
B
er
C
ihr
D
wir

Slide 16 - Quizvraag

wij
A
du
B
sie
C
ihr
D
wir

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal 'jullie kopen'

kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal 'jij heet Thom'

heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom

Slide 20 - Quizvraag

Hast du noch eine Frage?

Slide 21 - Open vraag