Mavo 3 Verbanden en Signaalwoorden (2) hoofdstuk 4 Lezen
1 / 44
Lesduur is: 80 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Kies de twee goede antwoorden.
Tekstverbanden...
Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben
D
...helpen je een tekst beter te begrijpen
Slide 4 - Quizvraag
Weet je nog?
'Zoals' is een signaalwoord voor
'Zoals' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 5 - Quizvraag
Weet je nog?
'Daarentegen' is een signaalwoord voor
'Daarentegen' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 6 - Quizvraag
Weet je nog?
'Verder' is een signaalwoord voor
'Verder' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 7 - Quizvraag
Weet je nog?
'Bovendien' is een signaalwoord voor
'Bovendien' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 8 - Quizvraag
Weet je nog?
'Echter' is een signaalwoord voor
'Echter' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
Slide 20 - Quizvraag
Welke drie signaalwoorden voor tijdsvolgorde zie je in de zin:
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
Slide 21 - Open vraag
Welk tekstverband herken je?
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
Slide 22 - Quizvraag
Welk signaalwoord voor oorzaak-gevolg herken je in de zin:
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Slide 23 - Open vraag
Wat is de oorzaak in de zin:
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Slide 24 - Open vraag
Wat is het gevolg in de zin:
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
Slide 25 - Open vraag
Welk tekstverband herken je?
Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg
C
voorwaarde
Slide 26 - Quizvraag
Welk signaalwoord voor volgorde herken je in de zin:
Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 30 - Open vraag
Hoe wordt het onderwerp van de tekst in de eerste alinea ingeleid? Kies uit:
A
door de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen
B
door een persoonlijke ervaring van de schrijver te noemen
C
door het probleem van de tekst te beschrijven
D
door informatie over de voorgeschiedenis te geven
Slide 31 - Quizvraag
Waarom heeft de schrijver tabellen in de tekst opgenomen?
Slide 32 - Open vraag
In alinea 2 is er sprake van een oorzaak-gevolgverband. Aan welk signaalwoord zie je dat?
Slide 33 - Open vraag
Noteer de oorzaak die in alinea 2 staat.
Slide 34 - Open vraag
Aan welke woorden herken je de tijdsvolgorde in alinea 2 en 3?
Slide 35 - Open vraag
Zowel in alinea 6 als in alinea 7 is er sprake van een voorwaarde. Aan welke signaalwoorden zie je dat?
Slide 36 - Open vraag
Noteer de voorwaarde die in alinea 6 staat.
Slide 37 - Open vraag
Wat is het belangrijkste schrijfdoel van de auteur?
Leg je antwoord uit.
Leg je antwoord uit.
