Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
31 jan - Relative Pronouns+portfolio uitleg
Relative Pronouns
1 / 14
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
In deze les zitten
14 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Relative Pronouns
Slide 1 - Tekstslide
Relative Pronouns
Soms wil je extra informatie geven over iemand of iets.
Dan gebruik je een bijzin die begint met een 'relative pronoun'.
Voorbeeld in het Nederlands:
Dit is het meisje
dat
mij hielp.
het gaat om
het meisje
,
dat ze hielp
is de extra info.
Slide 2 - Tekstslide
Relative pronouns
Relative pronoun verwijst naar:
Who
which
that
whose
persoon
dier, ding
ipv who/which; zonder komma
persoon, ding, dier: bezit
Na een komma gebruik je
nooit
'that'
Slide 3 - Tekstslide
Relative Pronouns
who bij personen
This the
girl
who
helped me.
This is
my siser
,
who
shares a room with me.
which bij dingen of dieren
This is
a picture
of his house,
which
he built himself.
I like
music
which
has a good beat.
Slide 4 - Tekstslide
Relative Pronouns
that alleen in zinnen zonder komma
There's the man
who/that
helped us today.
This shop assistant,
who
is very old, has worked here for 9 year.
whose bij bezit
The boy
whose
bike
I borrowed is over there. (van wie)
That is the house
whose
owner died. (waarvan)
Slide 5 - Tekstslide
Welke RELATIVE PRONOUN past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 6 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun.
The camera, _____ costs £100, was stolen.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 7 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun.
My daughter, ______ is in college, is nineteen years old.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 8 - Quizvraag
Relative pronouns
Is that the man .... scored a number one hit?
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 9 - Quizvraag
Fill in the right relative pronoun.
The woman __ lives next door, is very friendly.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 10 - Quizvraag
Fill in the right relative pronoun.
The car __ caused the accident was blue
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 11 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun:
This is the cat ______ followed me home
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 12 - Quizvraag
Choose the correct relative pronoun:
That's the girl ______ bike was stolen
A
which
B
who
C
whom
D
whose
Slide 13 - Quizvraag
Who, whom, that, which, whose I got it!
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 14 - Poll
Meer lessen zoals deze
Relative Pronouns
Februari 2024
- Les met
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
31 jan - Relative Pronouns+portfolio uitleg
December 2023
- Les met
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative Pronouns
Mei 2024
- Les met
28 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative Pronouns
September 2024
- Les met
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative Pronouns
Mei 2024
- Les met
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative pronouns H3A
13 dagen geleden
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative Pronouns
Maart 2024
- Les met
13 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
Relative pronouns H3A
November 2024
- Les met
22 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3