In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Thema 4 Voortplanting (herhaling)
Slide 1 - Tekstslide
Proefwerk
Thema 4
Basisstof 2 t/m 4 + 6 t/m 8 + 10
(basisstof 9 hoeft niet)
Slide 2 - Tekstslide
Eicellen zijn groter dan zaadcellen omdat:
A
Ze moeten kunnen zwemmen
B
Ze reservevoedsel bevatten
C
Er een baby in moet kunnen groeien.
D
Een eicel rond is en een zaadcel niet.
Slide 3 - Quizvraag
Wat doet het hormoon testosteron?
Slide 4 - Open vraag
Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de zaadblaasjes
Slide 5 - Quizvraag
In welk deel vindt de bevruchting plaats
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quizvraag
In de afbeelding zijn de veranderingen in het baarmoederslijmvlies van een zwangere vrouw gedurende zes weken schematisch weergegeven. Er zijn drie periodes aangegeven, met P, Q en R.
In welke periode heeft innesteling plaatsgevonden?
A
P
B
Q
C
R
Slide 7 - Quizvraag
Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider
Slide 8 - Quizvraag
Welk hormoon zorgt voor de opbouw van het baarmoederslijmvlies.
Slide 9 - Open vraag
Hoe noemen we het samensmelten van zaadcel en eicel?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie
Slide 10 - Quizvraag
In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw bevindt zich het maagdenvlies?
A
In de baarmoeder
B
In de grote schaamlippen
C
In de vagina
D
In de eierstok
Slide 11 - Quizvraag
Waar vind je follikels en wat is de functie van een follikel?
Slide 12 - Open vraag
Een klopje cellen hecht zich aan het baarmoederslijmvlies.
Slide 13 - Open vraag
Hoe noem je het deel van het baarmoederslijmvlies waar het bloed van de embryo vlak langs het bloed van de moeder stroomt?
Slide 14 - Open vraag
Vruchtwater
Het embryo drijft in het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het emrbyo tegen stoten, uitdroging en temperatuurverandering.
Embryo
Het kind heet in de baarmoeder: embryo.
Navelstreng
Verbinding tussen de placenta en het embryo. In de navelstreng zitten bloedvaten.
Placenta
Deel van de baarmoederwand waar bloed van de moeder vlak langs bloed van het embryo stroomt. Daarom kunnen ze stoffen en zuurstof uitwisselen.
Bloedvaten embryo
Deze bloedvaten raken de bloedvaten van de moeder niet.
Bloedvaten moeder
Door de placenta kunnen er zuurstof en voedingsstoffen aan de baby gegeven worden.
Slide 15 - Tekstslide
Een ander woord voor stijve penis is 'erectie'. Hoe zorgen zwellichamen ervoor dat een jongen/man een erectie krijgt als zijn eikel wordt gestimuleerd?
Slide 16 - Open vraag
In welke fase van de bevalling breken de vruchtvliezen?
Slide 17 - Open vraag
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam
Slide 18 - Sleepvraag
Wat gaat er, de placenta, van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B
Slide 19 - Quizvraag
nr. 4
A
placenta
B
zygote
C
vruchtvlies
D
baarmoederwand
Slide 20 - Quizvraag
nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht
Slide 21 - Quizvraag
De geboorte van een kind begint met samentrekking van spieren in de baarmoederwand. Hoe heten deze samentrekkingen?
A
ontsluiting
B
weeën
C
uitdrijving
D
nageboorte
Slide 22 - Quizvraag
Welke SOA wordt hieronder beschreven?
Ziekte waarbij er geenroene pus of helder slijm uit de urinebuis kan komen.
A
AIDS
B
Gonorroe
C
Genitale wratten
D
Herpes
Slide 23 - Quizvraag
Welke SOA wordt hieronder beschreven?
Ziekte waarbij er rode plekjes, blaasjes en zweertjes rondom de geslachtsdelen kunnen ontstaan. De ziekte is niet te genezen en kan regelmatig terugkomen (aanvallen).
A
Chlamydia
B
Gonorroe
C
Genitale wratten
D
Herpes
Slide 24 - Quizvraag
De anticonceptiepil is het meest gebruikte voorbehoedsmiddel.
Noem nog drie andere methode om conceptie tegen te gaan.