havo-2: chapitre 5, weekplanning 2

Bonjour
havo-2!
In deze LessonUp zie je de 'weektaak' voor deze week.
(30 maart t/m 3 april).

Bonne chance (veel succes!)

Groeten van madame Vert et monsieur ter Velde
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare school

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour
havo-2!
In deze LessonUp zie je de 'weektaak' voor deze week.
(30 maart t/m 3 april).

Bonne chance (veel succes!)

Groeten van madame Vert et monsieur ter Velde

Slide 1 - Tekstslide

Planning de la semaine
Aan het einde van de week heb ik: 

- partie 3 (grammaire) afgerond op mijn bolletjespapier.
- Foto's via LessonUp gestuurd als bewijs dat het werk af is.
- de oefentoets grammaire gemaakt en ingeleverd via Magister.
- voca E & F

Slide 2 - Tekstslide

Apprendre: voca E & F
Probeer deze week de woordenlijsten E & F te leren.

- Maximaal een kwartier per onderdeel, daarna pauzeren (5 minuten).
- Schrijf alle woorden een keer op.

Je kan jezelf overhoren via Quizlet.
h2a/h2c: zie Quizlet Vdm
h2b: zie Quizlet Grn

Slide 3 - Tekstslide

Travaillez au 'bolletjespapier'
Partie 3 (Grammaire)

- Aan het einde van de week heb je dit blok af.
- Lees eerst de uitleg van de verschillende onderdelen door voordat je aan het werk gaat.
- Lever foto's in via LessonUp.
- Vragen? Check in bij het vragenuurtje!
- Nakijkvellen worden aan het einde van het hoofdstuk met jullie gedeeld door Vdm/Grn.

Slide 4 - Tekstslide

Expliquer:
grammaire C
Dit onderdeel gaat over de passé composé.

We hebben dit onderwerp in chapitre 1 al behandeld, maar we gaan het nu verder uitbreiden.

De passé composé bestaat uit:
- een hulpwerkwoord (avoir of être)
- een voltooid deelwoord

Slide 5 - Tekstslide

Grammaire C:
kort herhalen: avoir & être
avoir                               être
j’ai                                  je suis
tu as                               tu es
il a                                  il est
elle a                              elle est
on a                               on est
nous avons                      nous sommes
vous avez                        vous êtes
ils ont                             ils sont
elles ont                         elles sont

Slide 6 - Tekstslide

Grammaire C:
het verschil (2)
avoir                          être
j’ai donné                   je suis allé(e)
tu as donné                tu es allé(e)
il a donné                   il est allé
elle a donné               elle est allée
on a donné                on est allé(e)(s)
nous avons donné       nous sommes allé(e)s
vous avez donné        vous êtes allé(e)(s)
ils ont donné             ils sont allés
elles ont donné         elles sont allées

Slide 7 - Tekstslide

Grammaire C:
het schema bij être
Je ziet dat er bij het hulpwerkwoord être een -e of een -s bijkomt. Onderstaand schema kan je daarbij helpen :).

Slide 8 - Tekstslide

Grammaire C:
het voltooid deelwoord
Werkwoorden op –er-->
haal van het werkwoord –er af en zet hier een –é achter.
Donner --> donn --> donné

Werkwoorden op –ir -->
haal van het werkwoord –r af
Finir --> fini

Slide 9 - Tekstslide

Expliquer:
grammaire G
Dit grammatica-onderdeel gaat over regelmatige werkwoorden op –re.

Als het goed is, herinneren jullie je nog het schema uit hoofdstuk 1 (regelmatige werkwoorden op –er)?

Dit werkt volgens een soortgelijk stappenplan, alleen de uitgangen zijn anders!

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoorden op -re:
de présent
Voorbeeld: perdre
Stap 1: -re (perdre --> perd)

Stap 2: zoek de juiste uitgang

je/tu + s             je/tu perds
il/elle/on + --       il/elle/on perd
nous + ons          nous perdons
vous + ez            vous perdez
ils/elles + ent       ils/elles perdent

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoorden op -re:
de passé composé
Stap 1:Alle werkwoorden op –ir worden vervoegd met het hulpwerkwoord avoir.

Stap 2: haal -re eraf en plak er een -u achter.
j‘ai perdu
tu as perdu
il/elle/on a perdu
nous avons perdu
vous avez perdu
ils/elles ont perdu

Slide 12 - Tekstslide

Expliquer:
grammaire I
We zijn in Nederland.
Wij gaan naar Oostenrijk.


In en naar zijn in het Nederlands veelvoorkomende voorzetsels als we het hebben over dorpen/steden/landen.

In het Frans hebben ze er ook een paar. Maar welke gebruik je wanneer?

Slide 13 - Tekstslide

Grammaire I:
à & en
à: Dit voorzetsel wordt gebruikt voor alle dorpen en steden.
- New York
- Ommen

en: Dit voorzetsels wordt gebruikt voor alle vrouwelijke landen --> dit zijn alle landen die eindigen op een –e in het Frans!
- France (Frankrijk)
- Angleterre (Engeland)

Slide 14 - Tekstslide

Grammaire I:
au & aux
au: Dit voorzetsels wordt gebruikt voor alle mannelijke landen --> dit zijn alle landen zonder –e, die geen meervoud zijn.
- Denmark (Denemarken)
- Japon (Japan)

aux: Dit voorzetsel wordt gebruikt voor alle meervoudslanden.--> dat zijn er maar 2!
- Pays-Bas (Nederland)
- États-Unis (Verenigde Staten)

Slide 15 - Tekstslide

Faire:
formatieve toets grammatica
- Je krijgt een 'opdracht' via Magister.
Je hebt de tijd van 13.00 - 14.00.
- Vragen kan je stellen via de livestream.
- Alle grammatica komt uit chapitre 5 en staat in deze LessonUp.

- Deze toets maak je verplicht!
- Zodoende kunnen wij zien welke onderdelen je beheerst en welke onderdelen nog aandacht nodig hebben.
Bonne chance!

Slide 16 - Tekstslide

Maak een foto van p. 14/15 uit je WB

Slide 17 - Open vraag

Maak een foto van p. 16 uit je WB

Slide 18 - Open vraag

Maak een foto van p. 26 uit je WB

Slide 19 - Open vraag

Maak een foto van p. 30/31 uit je WB

Slide 20 - Open vraag

Even checken:
Doelen afgelopen week behaald?
Ik heb:
- partie 3 van mijn bolletjespapier af.
- voca E & F, geleerd en mezelf overhoord via Quizlet.
- de oefentoets grammaire gemaakt via Magister.

Volgende week
- Faire: partie 4 & 5 (oefen-so, D-toets)
- Apprendre: voca G, phrases clés J

Slide 21 - Tekstslide