DVR_Les 5

• Muziek
• Beroepsopleiding

¡Hola!

¡Hablemos!

¿Cómo te llamas? Me llamo ...

¿De dónde eres? Soy ...

¿Qué lenguas hablas? Hablo ...(holandés, 

berber, árabe, turco, francés, papiamento...)

¿Dónde vives? Vivo en ...

¿Dónde estás? Estoy en ...

¿Quién es tu amiga/amigo? Ella es (ze is)/El es (hij is)...

¿Cómo? Hoe?

¿Dónde? Waar?

¿Qué? Wat?

¿Quién? Wie

Iemand beschrijven met SER/ESTAR/TENER

Iemand beschrijven met SER/ESTAR/TENER

Voorbeeld van een van jullie (er zitten een paar foutjes):

Mi amiga es joven, baja, y morena. Su nombre es Jana. A veces lleva trenzas o coletas. Tiene el pelo ondulado, y tiene los ojos grises. Ella mucho gusta músico. La conozco de la escuela. Ella vive en el centro de Leiden. No la veo a menudo, lo cual es genial.

Beschrijf jezelf (naam, ogen, haar, karakter, stijl, je kleding vandaag, etc)

Aanwijzende voornaamwoorden

Welke lidwoorden zijn er in het Spaans?

Meervoud van zelfstandige naamwoorden

* woorden die eindigen op een klinker > + s

* woorden die eindigen op een medeklinker > +es

chico - chicos

piscina - piscinas 

presentador - presentadores

holandés- holandeses

rubia

pelo un poco largo

delgada

alta

un poco alta

baja

camiseta 

gafas

jersey verde

vaqueros azules

morena

pelo rizado

pelo largo / corto

vestido

ojos verdes, azules, marrones

zapatos/ zapatillas  negros(as)

Aanwijzend vnw in een beschrijving

Vraagwoorden 

& 

Vraagzinnen

Op deze video vind jij een uitleg van de vraagzinnen en vraagwoorden zoals in Paso Adelante 2, hoofdstuk 2!

Nog een keer: 

1. Het begint met een vraagwoord:

                 ¿Qué comes (tú)? --> Wat eet jij?

                   (Yo) Como una pizza --> Ik eet een pizza

2. Het begint met een werkwoord en de antwoord is met ja of nee:

                ¿Comes pizza? --> Eet jij een pizza? 

                 Si, como pizza // No, no como pizza

Let op met Cuánto/Cuántos/Cuánta/Cuántas: 

Het moet het zelfstandig naamwoord matchen (mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud):

- ¿Cuánto pollo? (Hoeveel kip)

- ¿Cuántos platos? (Hoeveel gerechten?)

- ¿Cuánta salsa? (Hoeveel saus?)

- ¿Cuántas verduras? (Hoeveel groente?)

Maar...¿Cuánto cuesta? (Hoeveel kost het?)

Huiswerk: Welke vragen zou je stellen aan iemand over zijn/haar personaliteit, uiterlijk, hobbies?

- Gebruik SER, ESTAR, TENER op de juiste persoonsvorm.

- Denk aan karakteristieken van uiterlijk en karakter, stijl, leeftijd, familie, hobbies, etc. 

- Stel 5 tot 10 vragen.

¡Adiós!