1.4 Chromosomen

Cellen van mensen horen bij.......
A
plantaardige cellen
B
dierlijke cellen
C
menselijke cellen
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Cellen van mensen horen bij.......
A
plantaardige cellen
B
dierlijke cellen
C
menselijke cellen

Slide 1 - Quizvraag

Bladgroenkorrels zitten alleen in .....
A
dierlijke cellen
B
plantaardige cellen

Slide 2 - Quizvraag

Welke kleine groene korrels liggen in het celplasma van veel plantaardige cellen?
A
bladgroenkorrels
B
cellen
C
celwanden
D
plantaardige cellen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de naam van de met vocht gevulde ruimte die opgeloste stoffen bevat?

Slide 4 - Open vraag

Wat voor een cel is dit?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Menselijke cel

Slide 5 - Quizvraag


Wat is waar?
A
Cel 1: Plantaardige cel Cel 2: Dierlijke cel
B
Cel 1: Dierlijke cel Cel 2: Plantaardige cel

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet nummer 2?
A
Celkern
B
Celplasma
C
Celmembraan

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de functie van de celkern?
A
Regelt alles wat er in cel gebeurt.
B
Beschermt de cel.
C
Zorgt voor fotosynthese.
D
Zorgt voor de stevigheid van de cel.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het buitenste laagje om een plantaardige cel?
A
Celmembraan
B
Celwand

Slide 9 - Quizvraag

Welk onderdeel van de plantaardige cel zorgt ervoor dat fotosynthese kan plaatsvinden?
A
De celwand.
B
De celkern.
C
De bladgroenkorrels.
D
Het cytoplasma.

Slide 10 - Quizvraag

Alle dierlijke cellen zien er hetzelfde uit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

1.4 Chromosomen

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
  • kan ik de kenmerken van de chromosomen beschrijven.
  • weet ik waarom chromosomen in paren voorkomen.
  • weet ik hoeveel chromosomen er in mijn lichaamscellen zijn.
  • kan ik het verschil tussen geslachts- en lichaamscellen uitleggen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Chromosomen
In de celkern liggen chromosomen.

Chromosomen zijn opgebouwd uit  DNA en eiwit.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Elke lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 17 - Tekstslide

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 18 - Tekstslide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel gaat zich delen.




Slide 19 - Tekstslide

Geslachtscel en Lichaamscel
  • Je kan het verschil noemen tussen een lichaamscel en een geslachtscel 

Slide 20 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
  • kan ik de kenmerken en functie van de chromosomen beschrijven.
  • weet ik waarom chromosomen in paren voorkomen.
  • weet ik hoeveel chromosomen er in mijn lichaamscellen zijn.
  • kan ik het verschil tussen geslachts- en lichaamscellen uitleggen.

Slide 21 - Tekstslide