Gedrag bij dieren: 30 sec pitch

Elk groepje gaat 1 pagina presenteren. 

Een pitch van ongeveer 30 seconden.

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Elk groepje gaat 1 pagina presenteren. 

Een pitch van ongeveer 30 seconden.

Slide 1 - Tekstslide

Gedrag van dieren in de dierentuin en in het wild
Bijvoorbeeld:

              - Jachtgedrag                                        - Vluchtgedrag
              - Dreiggedrag                                        - Voortplantingsgedrag
              - Sociaal gedrag                                    - Speelgedrag
              - Territoriaal gedrag (Dreig/Vlucht)        - Voedsel zoekgedrag
              - Onnatuurlijk (afwijkend) gedrag

Gedrag van dieren in gevangenschap kan in meerdere opzichten afwijken van dat van hun soortgenoten in de natuur. Hierover ga je ook meer horen.

Slide 2 - Tekstslide

1. Jachtgedrag
Doordat prooidieren afwezig zijn en er op vaste tijden gevoederd wordt is het voor vleeseters niet meer nodig te jagen. Jachtgedrag is dan ook niet of nauwelijks te zien. Bij veel dieren blijft de drang tot jagen echter wel aanwezig. Verzorgers van roofdieren vinden regelmatig resten van vogels die blijkbaar in het verblijf zijn geland, of daar heel laag zijn overgevlogen. Ook zien ze jonge roofdieren die elkaar vaak besluipen.
Bepaalde gedragingen verdwijnen bij veel dieren in dierentuinen geheel of gedeeltelijk.

Dit gedrag kan moeilijk gestimuleerd kan worden.

Slide 3 - Tekstslide

2. Vluchtgedrag
In een dierentuin zijn voortdurend mensen aanwezig. Voor dierentuin-dieren is de mens, oorspronkelijk een vijand. Maar omdat de dieren de mens veel zien is de mens hierdoor geaccepteerd geworden. 
Daarnaast is het verblijf in de dierentuin (het leefgebied) voor het dier een veilige omgeving. Daar ontbreken natuurlijke vijanden.

Hierdoor is vluchtgedrag niet vaak te zien.
Bepaalde gedragingen verdwijnen bij veel dieren in dierentuinen geheel of gedeeltelijk.

Dit gedrag kan moeilijk gestimuleerd kan worden.

Slide 4 - Tekstslide

3. Welk oorspronkelijk gedrag blijft bij dieren in de dierentuin bestaan?
Gelukkig blijft een groot deel van het oorspronkelijke gedrag ook in een dierentuinsituatie gehandhaafd. 

Hoe "echt" een dier zich gedraagt is o.a. afhankelijk van de mate waarin de natuurlijke omgeving van het betreffende dier wordt nagebootst.
Hoe meer het verblijf (de leefomgeving) van het dier in de dierentuin op de natuurlijke omgeving lijkt, hoe meer oorspronkelijk gedrag aanwezig blijft. Geef 2 voorbeelden van 'een (nagebootste) natuurlijke omgeving' in de dierentuin.

Slide 5 - Tekstslide

4. Sociaal gedrag
Dieren die van nature in groepen leven worden in de dierentuin meestal ook
in groepen gehouden (b.v. mensapen, leeuwen, olifanten, diverse hoefdieren).

Het sociale gedrag, dat zo kenmerkend is voor deze dieren, blijft daardoor voor een groot deel gehandhaafd. 
Het is wel o.a. afhankelijk van de samenstelling van de groep. ALS dat goed is (b.v. de juiste verhouding tussen mannetjes en vrouwtjes; en tussen jonge en volwassen dieren) DAN zal een belangrijk deel van het sociale gedrag van deze dieren ook in een dierentuin te zien zijn. 

Verandert de samenstelling, bijvoorbeeld door de introductie van een nieuw dier, dan kan dit problemen geven. Om dit te voorkomen wordt er vaak gebruik gemaakt van "een verblijf in een verblijf". De dieren kunnen zo rustig aan elkaar wennen. Zij kunnen elkaar zien, horen en ruiken zonder elkaar lichamelijk letsel toe te kunnen brengen en de nieuwkomer zal uiteindelijk beter door de anderen geaccepteerd worden. 

Het verzorgen van elkaars huid bij dieren die in groepen leven is een belangrijk onderdeel van het sociale gedrag

Slide 6 - Tekstslide

5. Speel gedrag
Een belangrijk onderdeel van sociaal gedrag is speelgedrag. Zowel voor jonge als voor oude dieren is spelen een belangrijke vorm van leren. Om speelgedrag te stimuleren (wat vooral bij aapachtigen van belang is, o.a. om verveling te voorkomen) moet de inrichting van het verblijf voldoende uitnodigend te zijn (klimrekken, touwen, tonnen e.d.). 
Vooral de verblijven van de gorilla's en gibbons zijn aangekleed met dergelijke materialen. Bij deze diersoorten is speelgedrag dan ook vaak te zien.

Slide 7 - Tekstslide

6a. Territoriaal gedrag
Veel dieren hebben in de natuur een territorium dat ze verdedigen 
tegen vijanden en soortgenoten. Vaak is territoriaal gedrag in een dierentuin nog steeds waarneembaar (de zang van diverse vogelsoorten, het roepen van gibbons, geurmarkeringen van katachtigen, imponeergedrag enz.). In sommige gevallen brengt het territoriaal gedrag grote problemen met zich mee. Zo vechten bij veel hoefdieren de mannetjes elkaar vaak letterlijk de tent uit. In de natuur krijgt het verliezende mannetje de gelegenheid te vluchten. In een dierentuin is dit niet altijd mogelijk, met als gevolg dat de dieren elkaar soms verwonden. In extreme gevallen kan het voorkomen dat de verliezende partij zodanig in het nauw wordt gedreven dat hij zelfs zijn verblijf uitspringt. Om dit te voorkomen worden in de groep geboren mannetjes voordat ze volwassen zijn meestal uit de groep genomen.

Slide 8 - Tekstslide

6b
Dreiggedrag
Vluchtgedrag
Om het territorium te bewaken laat een dier dreiggedrag zien. Een dier neemt een dreigende houding aan. 
Je ziet dan dreiggedrag (aanvalsgedrag) en meestal ook vluchtgedrag (het dier dat wegrent).

Dreiggedrag komt ook voor binnen een groep. Vaak wordt dit vertoond door de hoogste in rang wanneer er een soortgenoot binnen de rangorde wil opklimmen.
Geef een voorbeeld van dreiggedrag

Slide 9 - Tekstslide

7.  Voortplantings gedrag
Dierentuinen fokken steeds meer dieren. 
Dat komt omdat steeds minder dieren uit het wild mogen worden betrokken. 

Van sommige diersoorten bestaan er steeds minder in het wild. Voor het behoud van due diersoorten is het heel belangrijk dat er met hen in gevangenschap wordt gefokt anders kan een soort verdwijnen. 

Het voortplantingsgedrag kan op een aantal manieren worden gestimuleerd. Men zorgt ervoor dat de dieren in een goede conditie zijn, dat hun leefomgeving aan de juiste voorwaarden voldoet, dat de juiste partner voor het dier wordt gevonden en dat de groep de goede samenstelling heeft.

Vooral klimatologische omstandigheden (de temperatuur, de luchtvochtigheid en de verlichting van het verblijf) zijn belangrijk. Het zal duidelijk zijn dat hieraan bij tropische vissoorten eenvoudiger voldaan kan worden dan bij grote dieren zoals ijsberen. Bij sommige dieren zoals bijvoorbeeld de leeuw, verloopt de voortplanting zo voorspoedig dat er aan geboortebeperking (de pil) moet worden gedaan!

Slide 10 - Tekstslide

8. Voedselzoek gedrag
In de natuur besteden de meeste dieren een belangrijk deel van hun tijd aan het zoeken naar voedsel en het eten ervan. Voor veel grazende diersoorten is dit ook in een dierentuinsituatie zo: zij lopen op met gras begroeide weiden of krijgen hooi en/of takken, waarmee zij een groot deel van de dag bezig zijn. 's Nachts krijgen zij in de stallen bovendien een portie krachtvoer en/of groenten of fruit. Andere dieren krijgen hun voedsel 's ochtends of 's middags. Bij hen is de hoeveelheid tijd die zij besteden aan het eten van voedsel sterk verminderd en geconcentreerd op een bepaalde tijd van de dag. Dat is onnatuurlijk en kan problemen opleveren, bijvoorbeeld doordat de dieren zich gaan vervelen en daardoor allerlei stereotype (hetzelfde) gedrag gaan vertonen. Op veel manieren wordt geprobeerd dit tegen te gaan, o.a. door het voedsel in kleinere porties verdeeld over de dag te geven.
Vooral intelligente dieren, zoals gorilla's, vervelen zich erg snel. Aangezien eten dé manier is om bezig te blijven, bedenkt men manieren om de apen zo lang mogelijk met hun voedsel bezig te houden. Gorilla’s kunnen hun eten niet zomaar bereiken, ze moeten er echt moeite voor doen. Ze zijn er lang mee bezig en ze worden gestimuleerd naar voedsel te blijven zoeken. Ze krijgen bijvoorbeeld: 1. Houtwol vermengt met zonnebloempitten.  2. Boomstammetjes waarin gaten ijn geboord, opgevuld met honing. 3. Voedsel uit potten die soms wel en niet open zijn.

Slide 11 - Tekstslide

9. Welk gedrag is niet natuurlijk
Sommige dieren vertonen in dierentuinen gedrag dat niet natuurlijk is. 
Soortgenoten in het wild vertonen dergelijk gedrag niet. We spreken ook wel van afwijkend gedrag.

Enkele voorbeelden zijn:
- Contact zoeken met mensen
- Bedelen
- Stereotype gedrag (b.v. het "ijsberen")
- Overmatig agressief gedrag
- Het uittrekken van eigen veren of haren 
- Het eten van uitwerpselen

Slide 12 - Tekstslide

10. Onnatuurlijk gedrag, hoe komt dat?
 De papegaai pikt zichzelf: Dergelijke gedragingen worden o.a. veroorzaakt door:  

- Een te kleine behuizing (leefgebied)
- Te weinig afleiding
   Met name papegaaiachtigen plukken zich uit verveling vaak kaal
- Het ontbreken van speelmogelijkheden
- Het ontbreken van vluchtmogelijkheden
- Niet geaccepteerd worden door soortgenoten
- Het lang uitblijven van contact met soortgenoten
- Een weinig natuurlijke inrichting van het verblijf

Slide 13 - Tekstslide

11. Is elk afwijkend gedrag negatief?
Nee.
Het niet natuurlijk dat een dier contact zoekt met mensen, maar het houdt het dier wel bezig en zolang de mens maar niet voedert en geen vervelende dingen met het dier doet, kan het ook geen kwaad. 

Dit gedrag mag alleen niet de overhand krijgen en het dier in zijn normale functioneren storen. In dat geval wordt het afwijkend gedrag.

Doordat dierentuinen een steeds beter inzicht krijgen in de oorzaken van afwijkend gedrag kan veel van dit ongewenste gedrag tegenwoordig gelukkig voorkomen worden.

Slide 14 - Tekstslide