TH1 9 september 2022 Lezen

afspraken
  • Je komt de klas stil in, gaat zitten en pakt je spullen
  • Je bent stil als ik praat
  • Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen
  • Je hebt je spullen bij je
  • Je gaat pas opruimen als ik het aangeef. 
  • Bij zelfstandig werken, werken jullie in stilte en de eerste vijf minuten mag je niks vragen, zelf zoeken en oplossen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

afspraken
  • Je komt de klas stil in, gaat zitten en pakt je spullen
  • Je bent stil als ik praat
  • Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen
  • Je hebt je spullen bij je
  • Je gaat pas opruimen als ik het aangeef. 
  • Bij zelfstandig werken, werken jullie in stilte en de eerste vijf minuten mag je niks vragen, zelf zoeken en oplossen

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM
GEDICHT
LEERDOELEN
KLASSENCODE

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
  • Methode leren kennen. Lezen, spelling, woorden en grammatica. 
  • Titel en tussenkopje;
  • Verkennend en nauwkeurig lezen;
  • Onderwerp + deelonderwerp;
  • Alinea. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat leren we bij Nederlands?
Denk aan de methode/het boek

Slide 4 - Open vraag

Nederlands
Lezen 
Woordenschat 
Spelling 
Grammatica (woordsoorten en zinnen ontleden)

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling

Slide 6 - Tekstslide

Titel
Inleiding
Tussenkopje
Tussenkopje

Slide 7 - Tekstslide

verkennend en nauwkeurig lezen
Hoe je een tekst leest, hangt af van je doel. Als je snel wilt weten waar een tekst over gaat, lees je anders dan als je precies wilt weten wat er in een tekst staat. De verschillende manieren van lezen noem je leesstrategieën.

Twee leesstrategieën die je vaak gebruikt, zijn verkennend lezen en nauwkeurig lezen. Andere leesstrategieën die later in Talent worden behandeld, zijn zoekend en studerend lezen.
Je leest verkennend als je een tekst bekijkt om een eerste indruk te krijgen. Je leest de tekst nog niet helemaal.


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Verkennend lezen
• Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
• Wat voor soort tekst is het? Bijvoorbeeld: een nieuwsbericht.
• Wat is het doel van de tekst? Bijvoorbeeld: de lezer informeren.
• Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding en een duidelijk slot?
• Wat is de bron (= waar komt de tekst vandaan) en wie is de schrijver?

Slide 11 - Tekstslide

nauwkeurig lezen
• Lees de tekst aandachtig, zin voor zin;
• Let op de informatie in de inleiding en het slot;
• Vraag je af wat het belangrijkste is wat over het onderwerp wordt gezegd;
• Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden;
• Bekijk wat het verband is tussen de verschillende delen van de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is verkennend lezen?
A
Een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen
B
In een tekst zoeken naar een antwoord op een vraag
C
Een tekst helemaal lezen om het te begrijpen
D
Een tekst lezen om die te onthouden

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het doel van verkennend lezen?
A
het onderwerp van de tekst voorspellen
B
moeilijke woorden in de tekst vinden
C
het controleren van het onderwerp
D
alles supergoed onthouden

Slide 14 - Quizvraag

Wat doe je met verkennend lezen?
A
De hele tekst lezen
B
Je leest alleen de titel
C
Je leest de eerste en de laatste zin van alinea's
D
Je bekijkt alleen de plaatjes

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer moet je nauwkeurig lezen?
A
Als je snel iets wil opzoeken
B
Als je de tekst een beetje moet snappen
C
Als je de tekst echt goed moet begrijpen
D
Als je door de krant bladert

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent 'nauwkeurig lezen'?
A
In de tekst zoeken
B
Titels en plaatjes lezen
C
De hele tekst goed lezen
D
Aantekeningen maken tijdens het lezen

Slide 17 - Quizvraag

Het onderwerp 
Het onderwerp van een tekst beschrijft waar de tekst over gaat. Je kunt het in een paar woorden formuleren. Als je snel wilt weten wat het onderwerp is, kijk je naar de titel en lees je de eerste alinea.

.



Slide 18 - Tekstslide

Deelonderwerp 

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt. Het deelonderwerp kan uit één alinea bestaan, maar ook uit meer alinea’s.
Soms vertelt een tussenkopje je al wat het deelonderwerp is.
Voorbeeld van een onderwerp en deelonderwerpen:
Onderwerp: De nieuwe school.
Deelonderwerpen: De nieuwe klas. De mentor. De eerste lessen.

Slide 19 - Tekstslide

alinea
Elke wat langere tekst is opgedeeld in alinea’s. In een alinea wordt een stukje van het (deel)onderwerp behandeld.

Zo herken je een alinea:
• de laatste zin in de alinea loopt meestal niet helemaal door tot het eind van de regel;
• de eerste regel springt soms in;
• soms staat er een witregel tussen twee alinea’s.
Let op: In Talent zijn de alinea’s meestal genummerd, zodat je precies weet naar welke alinea’s er verwezen wordt in opdrachten. In het ‘echt’ vind je geen nummers voor alinea’s.

Slide 20 - Tekstslide

Let op: in Talent zijn de alinea’s meestal genummerd, zodat je 
precies weet naar welke alinea’s er verwezen wordt in opdrachten. In het ‘echt’ vind je geen nummers voor alinea’s.

Slide 21 - Tekstslide

Een tussenkopje van alinea is het deelonderwerp van de alinea.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Je krijgt zo vragen over alinea's.
Wat zijn alinea's?
A
Een alinea is een deel van een tekst.
B
Een alinea is een titel van een stukje tekst.
C
Een alinea is een plaatje dat bij een deel van een tekst hoort.
D
Een alinea is een schuingedrukt stukje van de tekst.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
De titel van de tekst
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
aspecten van het onderwerp

Slide 25 - Quizvraag

instructie 
- Klassencode invoeren; 
Maken opdracht 3 t/m 6 in de methode online;
- De eerste vijf minuten mag je niks vragen, eerst zelfstandig en in stilte werken. 
Als je het af hebt, ga je verder met opdracht:
7, 8 en 10, 11, 12 en 14;
- Einde van de les moet opdracht 3, 4, 5 en 6 (3 t/m6)  af zijn! 

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide