My Family 1HAVO

My Family
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

My Family

Slide 1 - Tekstslide

At the end of this lesson....
  1. You know at least 10 words about family
  2.  You can make a family tree using English family names.

Slide 2 - Tekstslide

Vul hier zoveel mogelijk
familieleden aan die je kent
in het Engels (bv: mother)

Slide 3 - Woordweb

7

Slide 4 - Video

00:34
Who opened the door?
A
the father
B
the mother
C
the daughter
D
the son

Slide 5 - Quizvraag

01:01
Sitting in front

Sitting in the back

the mother
the father
the son
the daughter
one minion
two minions
the baby

Slide 6 - Sleepvraag

01:20
Who ate the second apple slice?
A
the mother
B
the daughter
C
the minion
D
the son

Slide 7 - Quizvraag

01:30
Who is wearing a mask?
mask on
no mask on
the minions
the daughter
the father
the son
the mother
the baby

Slide 8 - Sleepvraag

01:51
Who switched places?
A
the brother and sister
B
the brother and father
C
the mother and sister
D
the mother and father

Slide 9 - Quizvraag

02:01
Who noticed the police?
A
the mother
B
the father
C
the son
D
the daughter

Slide 10 - Quizvraag

02:58
Who shot the bazooka?
A
the parents
B
the son
C
the minions
D
the cat

Slide 11 - Quizvraag

Theme words

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal:
oom
A
Ome
B
Onkel
C
Uncle
D
Unkol

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: zus
A
Sister
B
Sistar
C
Zister
D
Zizzy

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal: broer
A
Bro
B
Brother
C
Broether
D
Brather

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heten je ouders in het Engels?
A
Olders
B
Elders
C
Pairants
D
Parents

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal:
Tante
A
Tent
B
Aunt
C
Ant
D
Tenty

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal:
nichtje
A
niece
B
nephew
C
neice
D
nieche

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal:
stiefmoeder
A
stepmother
B
stephmother
C
stepmoter
D
stephmoter

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal:
Kleindochter
A
grandson
B
granddaugter
C
granddaughter
D
grandaughter

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je in het Engels al je broers en zussen samen?
A
family
B
siblings
C
parents
D
brosisters

Slide 21 - Quizvraag

vertaal: opa
A
father
B
grandfather
C
granny

Slide 22 - Quizvraag

Opdracht: Make a family tree
  • Begin met jezelf: schrijf jouw naam onderaan de boom. 
  • Boven jouw naam schrijf je de namen van je ouders. 
  • Je broers en zussen zet je op dezelfde hoogte als jezelf. 
  • Boven de namen van je ouders schrijf je die van je opa’s en oma’s. 
  • Je tantes en ooms zet je op dezelfde hoogte als je ouders. 
  • Je neefjes en nichtjes zet je onder de juiste tantes en ooms.

Schrijf niet alleen de namen, maar ook de Engelse vertaling van vader, moeder, tante, broer enz. in de stamboom.

Slide 23 - Tekstslide