grammar unit 3 1b1

Grammar unit 3 
Comparisons 
Present continuous 
Present simple versus present continuous 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar unit 3 
Comparisons 
Present continuous 
Present simple versus present continuous 

Slide 1 - Tekstslide

Comparisons
Vergelijkingen














Slide 2 - Tekstslide

Comparisons
1 lettergreep 
meer dan twee lettergrepen
vergrotende trap    overtreffende trap 
...er than 
more ....than 
the ...est 
the most ...

Slide 3 - Tekstslide

Uitzonderingen korte woorden
1 lettergreep (woord eindigt op -e) +r of +st                 cute - cuter
1 lettergreep (woord eindigt op -y) + ier of iest         early - earlier 
1 lettergreep (woord eindigt op klinker + medeklinker) = dubbel medeklinker                                                                                                              big - bigger 
Onregelmatige woorden:                       Good-better-best  and  bad-worse-worst

Slide 4 - Tekstslide

stappenplan
1. Is het woord een uitzondering?  -e/ -y /onregelmatig/ kl+mdkl  
2. Hoeveel lettergrepen heeft het woord?
(+er of +est) / meer dan 2 (more of most)
3. Welke trap heb je nodig? (Lees de zin)
Vergrotende (+er of more) / Overtreffende (+est of most) 
3. 

Slide 5 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:


You can see James Bond doing the ................. (exciting) stunts.
A
Excitinger
B
Excitingest
C
more exciting
D
most exciting

Slide 6 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:



I think the scripts are the .............. (bad) in the world.
A
Badest
B
Baddest
C
Worst
D
More bad

Slide 7 - Quizvraag

Is Peter (big) than Amber?
A
Biger
B
Bigger
C
bigest
D
biggest

Slide 8 - Quizvraag

present contiNUous 
iets is bezig (at the moment, right now, today)
(+) I am working 
(+) you are working
(+) he/she/it is working 
(+) we/they/you are working 


Slide 9 - Tekstslide

present contiNUous negatief
(-) I am not walking 
(-) you are not walking
(-) He/she/it is not walking 
(-) we/they/you are not walking 

Slide 10 - Tekstslide

Present continuous vraag
(?) Am I walking?
(?) Are you walking?
(?) Is he/she/it walking?
(?) Are we/they/you walking?

Slide 11 - Tekstslide

Uitzonderingen 
1. live = living move = moving 
2. -ie = +yng    lie - lying 
3. laatste klinker verdubbeld: get - swim - begin - model - travel

Slide 12 - Tekstslide

Look! They .............(buy) the house.

Slide 13 - Open vraag

(-) She ........... (play) the piano.

Slide 14 - Open vraag

(?) ....... Paul ......... (live) in Polen?

Slide 15 - Open vraag

present simple - present continuous 
present simple: als iets vaak, regelmatig, soms of nooit gebeurd.
Shit-rule  (I walk - he/she/it walks
present continuous: als iets nu bezig is
I am walking 

Slide 16 - Tekstslide

Present Simple or Present Continuous?
"I am searching for the deer."
A
present simple
B
present continuous

Slide 17 - Quizvraag

Present Simple or Present Continuous?
'He looks at the helicopter'
A
present simple
B
present continuous

Slide 18 - Quizvraag

I'm working at the moment.

Tense?
A
Present simple
B
Present continuous
C
Present perfect
D
Present perfect continuous

Slide 19 - Quizvraag