Week 46, les 2, 4m Grammatik K2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 4

Was machen wir heute:

- Rückblick / Sprechen

- E : Grammatik

- Wortschatz

Donnerstag 14. November 2024

Klassenregeln

-Respekt (sehr sehr wichtig!!!!!)

- Nicht essen (toch eten = corvee)

- Buch und Laptop immer mitbringen

- Handy im Telefonbox

-Kein Toilettenbesuch

- Keine Jacke, Kappe, Kopfhörer usw.

Hausaufgaben:

Aufgabe 32: Geef passende antwoorden op de vragen bij a

Aufgabe 33: Schrijf de 3 gesprekken helemaal uit. Dus niet alleen de gedeeltes tussen haakjes.

Aufgabe 35: Kies een advertentie en schrijf een gesprek uit waarin je alle punten uit de opdracht verwerkt. Lees goed de opdracht!

Aufgabe 32 a+b

1. Ich habe die Anzeige auf Ihrer Website / in der Schülerzeitung gelesen.
   
2. Ich interessiere mich für ein Praktikum / für die Stelle als Reinigungskraft / Verkäufer.
   
3. Ich bin zuverlässig, selbstständig und freundlich.
   
4. Ich finde es schwierig, weil ich nicht so kreativ bin / nicht so gut mit Kindern umgehen kann.
   
5. Ich finde das toll, weil ich gern mit Tieren arbeite.
   

Sprechen

In tweetallen voor je de gesprekken van opdracht 33 und 35

Wissel ook van rol

Let op de uitspraak!

Ik loop rond en luister/praat mee

Aufgabe 33

1

[A] Guten Tag, ich würde gern Herrn Klose sprechen.

[B] Er ist leider nicht da.

[A] Wann kann ich ihn am besten erreichen?

[B] Um halb eins ist er wieder da.

Aufgabe 33

2

[A] Ich interessiere mich für eine Stelle als Au-pair.

[B] Ich finde das nicht so toll, weil ich nicht so gut mit Kindern umgehen kann.

[B] Warum bist du dafür geeignet?

[A] Ich bin sozial, freundlich und ich kann gut mit Kindern umgehen.

Aufgabe 33

3

[A] Wissen Sie, was die Arbeitszeiten sind?

[B] Am Montag von 13.30 Uhr bis 17.45 Uhr und am Mittwoch von 16 Uhr bis 20.15 Uhr.

[A] Können Sie mir sagen, wann ich anfangen kann?

[B] Sie können am Mittwoch anfangen.

[A] Wissen Sie, wo ich mich melden muss?

[B] Bei Frau Hadrek.

Aufgabe 35

Aufgabe 35

Aufgabe 35

Aufgabe 35

FRAGEN?

E: Grammatik 

Ab Seite 66

Seite 264

Lees mee en maak aantekeningen

1e onderwerp

3e meewerkend voorwerp

4e lijdend voorwerp

Welke woorden zijn afhankelijk van de naamval:

• Persoonlijk voornaamwoorden
• Bepaald lidwoord (der, die, das)
• Onbepaald lidwoord (ein, eine)
• Bezittelijk voornaamwoorden

Andere vertalingen

ich = ik                                     er = hij

mir = mij                                   ihm = hem

mich = mij                                ihn = hem

du = jij                                      sie = zij

dir = jou                                    ihr = haar

dich = jou                                 sie = haar

Staat één van deze voorzetsels in de zin dan kun je meteen de tabel aflezen.

Ontleden

Vertaal de zin naar het Nederlands

Bepaal of het gaat om het onderwerp, het meewerkend voorwerp of het lijdend voorwerp.

Niet eten! Slokje drinken mag.

Niet door de klas heen blijven lopen.

Selbständig arbeiten

Machen:

Aufgabe 16 bis zum 19, Ab Seite 66

Deze opdrachten gaan alleen over persoonlijk voornaamwoorden 

Fertig: 

Slim Stampen Kapitel 2 oder Eindexamensite

Hausaufgaben

Machen:

Aufgabe 16 bis zum 18

 Ab Seite 66

Lernen:

Grammatik A, voorzetsels en naamvalschema