week 4 V2C

week 4
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

week 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welk antwoord geeft de juiste zelfstandig naamwoorden weer uit de volgende zin:

Het leuke meisje, genaamd Frederique, gooide de mooie rode bal naar Keffie, het vrolijke hondje, in het Amsterdamse park.
A
leuke, meisje, Frederique, rode, bal, vrolijke, hondje , park
B
meisje, Frederique, bal, hondje, Keffie, hondje, park
C
meisje, bal, hondje, Keffie, park, Amsterdamse
D
leuke, mooie, rode, vrolijke, Amsterdamse

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel rollen hebben de volgende werkwoorden?

uitreiken en zoeken

A
drie rollen en twee rollen
B
twee rollen en twee rollen
C
drie rollen en drie rollen
D
twee rollen en drie rollen

Slide 10 - Quizvraag

Wat zit er in ieder geval in deze zin?

De leerling leert goed voor haar toets.
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend vw
C
onderwerp en lijdend vw en meewerkend vw

Slide 11 - Quizvraag

Wat zit er in ieder geval in deze zin?

De groep leerlingen brengen de boeken terug naar de bibliotheek.
A
onderwerp
B
onderwerp en lijdend vw
C
onderwerp en lijdend vw en meewerkend vw

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
- pv en gezegde

Slide 19 - Tekstslide

wat is de pv en het ww-gezegde uit de volgende zin?

Het meisje wil graag naar school gaan fietsen.

Slide 20 - Open vraag

Vind de pv uit de volgende zin, pas de juiste tactiek toe.

De leerling wil graag gaan slapen en hij denkt alleen nog aan zijn bed.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde zegt iets over het onderwerp van de zin.

Maar: ‘Jessica is verdrietig’.

    Wat zegt ‘is’ over het onderwerp? 
niets
Wel het volgende: ‘is verdrietig’.

Slide 25 - Tekstslide

Het gezegde van de zin zou eigenlijk moeten zijn: is [verdrietig].

Dit gezegde bestaat dan uit een werkwoord en een (bijvoeglijk) naamwoord.

Daarom heet dit gezegde een naamwoordelijk gezegde (ng).


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Hoe herken je naamw gezegde?
Je begint altijd te kijken of het gezegde iets doet,
of iets is.
Dan weet je al of er een naamw gezegde is.

Slide 33 - Tekstslide

 Is het een doe-woord, of een zijn-woord?

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Wat is het gezegde in deze zin?

Jessica was gisteren ziek.
A
was = ww-gezegde
B
was ziek = ww-gezegde
C
was= nw-gezegde
D
was ziek = nw-gezegde

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het gezegde in deze zin?

Volgens Jessica is januari de natste maand sinds mensenheugenis.
A
is = ww-gezegde
B
is de natste maand = ww-gezegde
C
is= nw-gezegde
D
is de natste maand = nw-gezegde

Slide 37 - Quizvraag

Ontleed de volgende zin, zet de juiste denkstappen!

De docent van Jessica reikt de leerlingen verschillende grammatica-onderdelen aan.

Slide 38 - Open vraag

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Deze week:
Serre: instructie KERN Basisboek:les 7 + 8 (blz 157 - 103): 
werkwoordelijk + naamwoordelijk gezegde
nakijken gemaakte opdrachten vorige week

Domein: KERN oefenboek:
les D blz 94: opdracht (1, 2, 3, 4), 5, 6, 7, 8, 9, 10
Oefenbladen in de studiewijzer

Slide 41 - Tekstslide

Bij het einde van de les.
Opgave op papier over een zin ontleden.
Dit maak je alleen, en inleveren bij Lex

Slide 42 - Tekstslide

Ontleed de volgende zinnen:
1. De leerling blijkt een grammatica-expert.

2. De filmster drinkt een lekkere cola.

Slide 43 - Tekstslide