1.9 spelling: aanhalingstekens en dubbele punt,

Welkom in deze les!




Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





Geen telefoon         Laptop dicht
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom in deze les!




Pak je leesboek      Leg je                                                     spullen klaar





Geen telefoon         Laptop dicht

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen


Ik kan op de juiste manier leestekens gebruiken
Ik weet wanneer ik aanhalingstekens en dubbele punt moet gebruiken
Ik kan de tegenwoordige tijd van werkwoorden goed schrijven
Ik kan de 20 dicteewoorden goed schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

leestekens

Slide 4 - Woordweb

punt .
de punt zet je aan het eind van een gewone zin


voorbeeld:
We beginnen vandaag met de kookles.

Slide 5 - Tekstslide

vraagteken ?
 dat zet je aan het eind van een vraagzin


 voorbeeld:
Heeft iedereen de uitleg begrepen?

Slide 6 - Tekstslide

uitroepteken !
 dat zet je na een uitroep


voorbeeld:
Doe voorzichtig met dat scherpe mes!

Slide 7 - Tekstslide

komma , 
Een komma gebruik je bij:

1 bij een opsomming
2 als je iemand aanspreekt
3 tussen twee persoonsvormen
4 voor
voegwoorden zoals want, maar, omdat

Slide 8 - Tekstslide

voorbeelden:
1 Meng de komkommer met de sla, de tomaten, de uitjes en de       dressing.
2 Rachida, kun je mij het bestek aangeven?
3 Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.
4 Het gerecht was heerlijk, want ik had het zelf gemaakt

Slide 9 - Tekstslide

aanhalingstekens
1. Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.

2.Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt.

3.Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
                                           

.

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld:
1.De coach zei: "We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd."
 
2.De uitspraak "Meedoen is belangrijker dan winnen" hoort bij de Olympische Spelen.
  
3.Hoe spel je "coach" eigenlijk?

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je dat nou op?
 Aanhalingstekens kunnen uit enkele ‘... ’ of dubbele tekens “…” bestaan. 

Let op: een aanhalingsteken komt altijd aan het eind van de zin na de leestekens. Jan zei: "Het is genoeg!"

Slide 12 - Tekstslide

dubbele punt
Een dubbele punt gebruik je:
-bij een opsomming: ik koop: een peer, een banaan en een              appel
-bij een voorbeeld of een uitleg: dit is een voorbeeldzin
- bij een citaat: 'meedoen is belangrijker dan winnen'

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen


Ik kan op de juiste manier leestekens gebruiken
Ik weet wanneer ik aanhalingstekens en een dubbele punt moet gebruiken
Ik kan de tegenwoordige tijd van werkwoorden goed schrijven
Ik kan de 20 dicteewoorden goed schrijven.

Slide 14 - Tekstslide

huiswerk
je kunt aan de slag met opdracht 1,4,5,6,8,10 van 1.9, overhoor jezelf 1.9, test jezelf 1.9, versterk jezelf 1.9, oefenen van dicteewoorden

Slide 15 - Tekstslide