24.2

English - week 24 lesson 2
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

English - week 24 lesson 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Recap grammar

Slide 2 - Tekstslide

Targets
  • At the end of the lesson I can use the grammar in context.

Slide 3 - Tekstslide

Quizlet U4 & U5(5.1 & 5.2)
https://quizlet.com/jfcjos/folders/unit-4-mh?x=1xqt&i=39kyx8

5.1: https://quizlet.com/_9fqpmm?x=1jqt&i=39kyx8
https://quizlet.com/_9fqqah?x=1jqt&i=39kyx8

5.2: https://quizlet.com/_9fqrjl?x=1jqt&i=39kyx8
https://quizlet.com/_9fqual?x=1jqt&i=39kyx8

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud
Zie het bestand "meervoud" op Itslearning.

Slide 5 - Tekstslide

Some/any
Some
- normale zinnen
- bij vragen waar je "ja" antwoord verwacht
- I bought some pencils.
- Would you like some more tea?
Any
- ontkennende zinnen (not/never)
- vraagzinnen
- I haven't got any friends.
- Do you know any of these people?

Slide 6 - Tekstslide

Wat?
Wanneer?
Voorbeeld
This
Verwijzen naar een mens, dier of ding dichtbij
Is this ticket here mine?
That
Verwijzen naar een mens, dier of ding verder weg.
Who is that woman over there?
These
Verwijzen naar mensen, dieren of dingen dichtbij.
Look at these photos here.
Those
Verwijzen naar mensen, dieren of dingen verder weg.
Look at those cars over there.

Slide 7 - Tekstslide

Present Simple vs Present Continuous
Present Simple                                                 Present Continuous
* Feit, gewoonte, regelmaat                       * Nu aan de gang
* SHIT + (e)s --> sisklank                              * Bij ergenis
* I walk to school every day.                        * To be + ww + ing
* She loves chocolate.                                   * She is talking right now.
                                                                                  * You are always talking!

Slide 8 - Tekstslide

Vragen en ontkenningen
1. Staat er een vorm van "to be" in de zin? (am-is-are)
Ja --> Gebruiken              He is old  -  Is he old?  -  He isn't old
Nee --> Ga naar 2
2. Staat er een hulpwerkwoord in de zin? (can, could, will, would enz)
Ja --> Gebruiken           They can swim  -  Can they swim?  -  They can't swim
Nee --> Ga naar 3
3. Gebruik een vorm van "to do" (do-does)
We like ice-cream  -  Do we like ice cream?  -  We don't like ice cream.


Slide 9 - Tekstslide

Filmpjes

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Formatieve toetsen
Check het mapje FTs in Itslearning




Slide 12 - Tekstslide

Toets week 25
Alle woordjes U4
Woordjes SB1 en SB2 U5
Meervoud
Some/any
These/those
Present Simple vs Present Continuous
Vragen en ontkenningen

Slide 13 - Tekstslide

Evaluation

  • Have you increased your knowledge?

Slide 14 - Tekstslide