Les 1.2 Fictie

Nederlands

Klas 2 KGT - 1.2 Fictie
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Klas 2 KGT - 1.2 Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag in deze les:
Stillezen
Lesafspraken
Terugblik
Lesdoel
Huiswerk bespreken
Instructie
Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
Geen leesvoer mee?
Pak iets van de stapel 
voorin de klas en leg 
het na gebruik netjes terug!
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesafspraken:
  • Je hebt respect voor elkaar en je omgeving
  • Je hebt de spullen op orde en huiswerk gemaakt
  • Je hebt de aandacht bij de les en bent stil wanneer nodig
  • Bij samenwerken werk je zachtjes
  • Wil je iets vragen of zeggen, steek dan je hand op
  • Tassen op de grond, jassen in kluisje
  • Geen eten/drinken/kauwgom

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik:
Lesopbouw en lesstructuur
Stillezen
Lesafspraken
Gestart met blok 1

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel:
Lesdoel: Aan het einde van deze paragraaf
  • kun je het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie en kun je verschillende voorbeelden geven.
  • kun je uitleggen of een verhaal meer of minder realistisch is.
  • kun je een fictiewerk kiezen dat past bij jouw interesse.

Slide 6 - Tekstslide

Instructie Fictie
1.2  Over Lezen (14)
Wat je leest kun je in twee groepen verdelen:

Fictie: Dit zijn verzonnen verhalen, de schrijver heeft het bedacht/verzonnen.
Non-Fictie: Teksten of beelden over de werkelijkheid.

 

Slide 7 - Tekstslide

Instructie Fictie
Fictie: Realistisch of niet realistisch




 
realistisch
niet-realistisch
Mensen lijken echt in wat ze doen en zeggen.
De omgeving lijkt echt.
Gebeurtenissen zijn in werkelijkheid ook mogelijk.
Er komen mensen en plaatsen voor die echt (hebben) bestaan.
Mensen doen en zeggen dingen die niet echt kunnen.
De wereld is verzonnen.
Gebeurtenissen zijn onwaarschijnlijk.
Er komen verzonnen wezens of fantasiefiguren in voor.

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
In je schrift:
Opdracht 3 (15) maak twee kolommen en vul in.
Opdracht 4 (15) Schrijf de nummers van de voorbeelden op en zet erachter: fictie of non-fictie.
Opdracht 6 (16) Schrijf de nummers van de voorbeelden op en zet erachter: realistisch of niet realistisch.
Dit is het huiswerk voor de volgende les.

Slide 9 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht
Neem voor de volgende les alle spullen mee, dus ook leesvoer.
Maak je huiswerk af wanneer je dit nog niet hebt gedaan.

Slide 10 - Tekstslide