Week 13 Unit 5 Lesson 1/2 Class 1

Unit 5: Humour 
Workbook B
Lesson 1/2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 5: Humour 
Workbook B
Lesson 1/2

Slide 1 - Tekstslide

What to do today?
Check Homework: Unit 5 Lesson 1 Exc. 7+8+9
Do: OefenSO Lesson 1
Do: Exc. 10+11+12+13
Study:  Vocabulary Unit 5 Lesson 2 (CB123) 

Slide 2 - Tekstslide

Check Homework

Slide 3 - Tekstslide

OefenSO Lesson 1
Lees de vragen goed! 
Het gaat hier om Vocabulary Lesson 1, Grammar 5.1+5.2
Beantwoord alle vragen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de vertaling van:
ad
A
optreden
B
advertentie
C
toevoegen
D
brutaal

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
contest
A
optreden
B
bekendmaken
C
wedstrijd
D
deelnemer

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
cheer
A
kans
B
beroemdheid
C
juichkreet
D
advertentie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
to mention
A
imitatie
B
overhalen
C
noemen
D
advertentie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
framed
A
ingelijst
B
blanco
C
noemen
D
advertentie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
beroemdheid
A
celebrity
B
confidence
C
contestant
D
unique

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
grijnzen
A
to persuade
B
reasonably
C
to grin
D
to vote

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de vertaling van:
een gezicht trekken
A
to pull a face
B
to make a face
C
to grin
D
to announce

Slide 12 - Quizvraag

Grammar 5.1: Adjectives and Adverbs
Adjectives (bijvoegelijk naamwoord):
Zeggen iets over het wat : She is beautiful.

Adverbs (bijwoord): 
Zeggen iets over het hoe: She sings beautifully.

Slide 13 - Tekstslide

Grammar 5.1: Adjectives and Adverbs
Bij de werkwoorden: taste, smell, feel, look, sound gebruik je altijd een adjective.
I feel tired
The food tastes awful

Je maakt een adverb door -ly aan het adjective te zetten.

Slide 14 - Tekstslide

Grammar 5.1: Adjectives and Adverbs
Bij de werkwoorden: taste, smell, feel, look, sound gebruik jhe altijd een adjective.
I feel tired
The food tastes awful

Je maakt een adverb door -ly aan het adjective te zetten.

Slide 15 - Tekstslide

Wat moet er op de puntjes?
Peter needs to listen very ..........
A
careful
B
carefully

Slide 16 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes?
Joan talks .......
A
slow
B
slowly

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes?
My father is ........
A
fast
B
fastly

Slide 18 - Quizvraag

Wat moet er op de puntjes?
Nicki Minaj sounds .....
A
awful
B
awfully

Slide 19 - Quizvraag

Zet de woorden in de goede volgorde
walked - Hafin – quickly – to – door – the

Slide 20 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde
wait – I – can – hardly

Slide 21 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde
well – Richard – can - cook

Slide 22 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde
tall – is – a – Max - man

Slide 23 - Open vraag

Zet de woorden in de goede volgorde
show – The - amazing - is

Slide 24 - Open vraag

Red's the colour!
Read: Skye's Introduction (CB52)
Do: Exc. 10
Read: The messages between Moosa, Ted & Ishani (CB52) and the flyer on CB53.
Do: Exc. 11
Study: Vocabulary Lesson 2 (CB123)
Do: Exc. 12+13


Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden
Blz. 13

Slide 26 - Open vraag

Antwoorden
Blz. 14

Slide 27 - Open vraag

Homework
Do: Unit 5 Lesson 2 Exc. 10+11+12+13
Study: Vocabulary Unit 5 Lesson 2 (CB123) 

Slide 28 - Tekstslide