H35 - Voornaamwoorden

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1E!

Vandaag...
- Theorie H35
- Opdrachten maken


Leerdoel:
- Ik leer wat de kenmerken en functie van persoonlijke, bezittelijke, aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden zijn in een zin. 
- Ik kan deze voornaamwoorden herkennen.
Huiswerk 
Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Dinsdag 19 november 
Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7


Slide 3 - Tekstslide

czn
azn
zn-e
blw
olw
schuur
een
Albert Heijn
onderwijs
telefoon
stiften
Audi
april
Luuk
de
het
gedachten

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
museum
B
gesprek
C
beroemde
D
jongen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
gebakken
B
linnen
C
papieren
D
schone

Slide 6 - Quizvraag

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.) duidt een persoon, dier of ding aan. 

VB. Zij verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt! Ik heb het op tafel gelegd.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

VB: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend

Maar: de tuin is van jullie > in dit geval is 'jullie' een pers. vnw.

 

Slide 9 - Tekstslide

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar (1) haar (2).

haar (1) is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Jouw paspoort is niet meer geldig.

'jouw' is een
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Benoem het pers. vnw. en bez. vnw. in de volgende zin:

'Ga je ook naar haar feestje?'

Slide 14 - Open vraag

Wat is de juiste spelling?

A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?

Slide 16 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan:
deze, die, dit, dat, zo'n, dergelijke

Deze dag gaat heel leuk worden.
Die leerling heeft goed gescoord!

Staat meestal voor een ZN: deze hond
maar je kan het er ook achter denken: luistert beter dan die (hond).

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:

Ik zou een rode mountainbike eerder kopen dan zo'n zwarte.
A
een
B
eerder
C
dan
D
zo'n

Slide 18 - Quizvraag

Betrekkelijk voornaamwoord
Heeft betrekking op een woord dat/ zin die vooraf gaat. 
die, dat, wie, wat, welk(e), hetgeen

De hanglamp die ik vandaag weggegooid heb. 


Slide 19 - Tekstslide

Ik weet het verschil tussen de verschillende voornaamwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Aan de slag!
Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Kies uit: 
  • opdr. 8
  • lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Dinsdag 19 november:
Maken: H35: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7


Slide 22 - Tekstslide