Bipolaire stoornis

Bipolaire stoornis
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bipolaire stoornis

Slide 1 - Tekstslide

Hoe wordt een Bipolaire stoornis ook wel genoemd?

Slide 2 - Open vraag

Manisch-depressieve stoornis (bipolaire)

Slide 3 - Tekstslide

Wat weten jullie al over een bipolaire stoornis? noem de verschillen in voorbeelden

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Link

Oorzaken
  • Ingrijpende  levensgebeurtenissen/langdurige stress.
  • De bipolaire stoornis komt even vaak voor bij mannen als bij vrouwen.
  • Erfelijkheid
  • Alleenstaanden hebben vaker een bipolaire stoornis.
  • De bipolaire stoornis komt vaker bij mensen die in de stad wonen.
  • Er is geen verband met opleiding of sociale klasse



Slide 6 - Tekstslide

Wat houdt een bipolaire stoornis in?
Manische periodes
Depressieve periode
Serotonine
Noradrenaline
Normaal
Hypomanie

Slide 7 - Tekstslide

neuro transmitters 
serotonine: Dit is een neurotransmitter die betrokken is bij stemming, slaap, eetlust en andere functies. Lage serotoninespiegels worden vaak geassocieerd met depressie.
Noradrenaline (ook bekend als norepinefrine): Dit is een andere neurotransmitter die betrokken is bij alertheid, aandacht en stressreacties. Het speelt een rol bij het reguleren van de hartslag en bloeddruk.

Slide 8 - Tekstslide

Limbisch systeem zoogdierenbrein  
Hypothalamus: Deze structuur bevindt zich vlak boven de hypofyse en is onderdeel van het limbisch systeem. De hypothalamus reguleert onder andere onze temperatuur, honger- en dorstgevoel, dag- en nachtritme (biologische klok), emotioneel gedrag en geheugen. Het werkt samen met de hypofyse om hormonale balans te handhaven.
Hippocampus speelt een cruciale rol bij:
Geheugenopslag: Het helpt bij het vormen en ophalen van herinneringen.
Ruimtelijke oriëntatie: Het stelt ons in staat om onze omgeving te begrijpen en te navigeren.
Stressregulatie: Het heeft invloed op onze reactie op stressvolle situaties
Hypofyse: Dit kleine orgaan aan de onderkant van de hersenen produceert hormonen die via het bloed naar organen en cellen worden gestuurd. Het speelt een cruciale rol bij ontwikkeling, gedrag, gevoel en emoties
Amygdala: Deze structuur is gevoelig voor geurprikkels en feromonen (lichaamsgeuren). Het speelt een belangrijke rol bij het vormen en opslaan van herinneringen aan emotionele gebeurtenissen3.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Tussen welke levensjaar kan een bipolaire stoornis beginnen?
A
Tussen de 15e en 30e levensjaar
B
Tussen de 20e en 35e levensjaar
C
Tussen de 25e en 40e levensjaar
D
Tussen de 30e en 45e levensjaar

Slide 11 - Quizvraag

Diagnose 
Depressie
Zelftest
Huisarts
screeningsinstrument

Slide 12 - Tekstslide

Depressie
Manie
Je krijgt wanen en hallucinaties
Je bent veel actiever
Je voelt je somber
Je kunt je moeilijk concentreren
Je hebt allerlei gedachten die je niet kun stoppen
Je hebt minder eetlust

Slide 13 - Sleepvraag

Verschijnselen

Slide 14 - Tekstslide

Type 1 
Manie en depressie 
 
Type 2 
Hypomanie en depressie




Slide 15 - Tekstslide

Manie
A: Een duidelijk herkenbare periode met een abnormale en persisterend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming, en een abnormaal en persisterend verhoogde doelgerichte activiteit of energie, gedurende minstens één week en het grootste deel van de dag, bijna elke dag aanwezig (of elke duur wanneer opname in een ziekenhuis noodzakelijk is).

 
B:Tijdens de periode van de stemmingsstoornis en de toegenomen energie of activiteit zijn drie (of meer) van de volgende symptomen (vier indien de stemming alleen prikkelbaar is) significante mate aanwezig en wijken deze opvallend af van het normale gedrag:













Slide 16 - Tekstslide

manie
1 Opgeblazen gevoel van eigenwaarde, of grandiositeit.
2 Verminderde slaapbehoefte (bijvoorbeeld voelt zich uitgerust na slechts drie uur slaap).
3 Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang.
4. Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn.
5. Verhoogde afleidbaarheid (dat wil zeggen: de aandacht wordt te gemakkelijk getrokken door onbelangrijke of niet ter zake doende externe prikkels), volgens de betrokkene zelf, of door anderen waargenomen.
6 Toename van doelgerichte activiteit (ofwel sociaal, op het werk of op school ofwel seksueel) of psychomotorische agitatie (dat wil zeggen: nutteloze niet-doelgerichte activiteit).
7 Zich excessief bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op pijnlijke gevolgen (bijvoorbeeld ongeremde koopzucht, seksuele onbezonnenheid of onbezonnen zakelijke investeringen).

Slide 17 - Tekstslide

manie
C:De stemmingsstoornis is voldoende ernstig om duidelijke beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren te veroorzaken, werk, of opname in een ziekenhuis noodzakelijk te maken om schade voor zichzelf of anderen te voorkomen, of er zijn psychotische kenmerken.
 D: De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals een drug, medicatie of een andere behandeling) of, een somatische aandoening.

Slide 18 - Tekstslide

Depressie episode
Depressie wordt gedefinieerd volgens de DSM-5-criteria. Hier zijn de belangrijkste kenmerken:

A Kernsymptomen (minimaal 1 van de volgende):
1 Sombere stemming: Gedurende het grootste deel van de dag.
2Verlies van interesse of plezier in (vrijwel) alle activiteiten.

B: Overige symptomen (minimaal 5 van de volgende):
1 Gewichtsverandering (toename of afname).
2. Slapeloosheid of overmatig slapen.
3 Psychomotorische agitatie of remming.
4 Moeheid of energieverlies.
5. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige schuldgevoelens.
6 Verminderd vermogen tot nadenken, concentratieverlies of besluiteloosheid.
7 Terugkerende gedachten aan de dood, suïcidegedachten, suïcideplannen of suïcidepoging.

Slide 19 - Tekstslide

Depressie episode 
C Weeg de volgende factoren mee:
1 Lijdensdruk en sociaal disfunctioneren.
2 Aanwezigheid van psychische comorbiditeit.
3 Psychotische kenmerken of manische fasen in de voorgeschiedenis.
4 Suïcidaliteit.
D Ernst van de depressie wordt bepaald door het aantal symptomen. Hoe meer symptomen en factoren aanwezig zijn, hoe ernstiger de depressie.

Slide 20 - Tekstslide

Behandeling
Psycho-educatie
Somatische controle
Signaleringsplan
Medicijnen
Psychiater
therapieresistente depressie

Slide 21 - Tekstslide

Medicatie
 Pregabaline beïnvloedt de informatieoverdracht tussen zenuwcellen in de hersenen.
Zolpidemtart vermindert spanning en maakt suf
Valdispert heeft een kalmerende werking en helpt ontspannen
Ketamine: werking stimuleerd de prikkel overdacht in bepaalde zenuwstelsel in het brein.

Slide 22 - Tekstslide

Lithium: stemmingsstabilisator
gebruik bij: 
bipolaire stoornis
manische depressie
cluster hoofdpijn

Slide 23 - Tekstslide

Stelling 
Zou je weglopen midden in een gesprek bij een cliënt met een bipolaire stoornis zonder ziekte inzicht omdat de tijd van het zorgmoment is afgelopen?

Slide 24 - Tekstslide

Wat vonden jullie van dit verhaal?
Volgende week cluster B persoonlijkheidstoornis 

Slide 25 - Tekstslide