Onregelmatige werkwoorden
1 / 23
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Wat is goed? 'De jonge coureur rijdt/rijd sinds kort in een topteam.'
A
rijdt
B
rijd
Slide 9 - Quizvraag
Wat is goed? 'Een beroemd ontwerper print/prindt meubels met een 3D-printer'
A
print
B
prindt
Slide 10 - Quizvraag
Wat is goed? 'De conciërge kleed/kleedt de kantine aan met de kerstviering'
A
kleed
B
kleedt
Slide 11 - Quizvraag
Wat is goed? 'Het elftal bungelt/bungeld onderaan de ranglijst'
A
bungelt
B
bungeld
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Mijn opa .....(kunnen) je niet horen, hij is doof'
Slide 20 - Open vraag
Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'Je .... (zullen) moe zijn na die lange reis'
Slide 21 - Open vraag
Vul de persoonsvorm (TT) in met een onregelmatig werkwoord: 'De patiënt ... (mogen) van de arts nog niet naar huis vandaag'
