In deze zin is mooie een bijvoeglijk naamwoord (bn). Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie zegt iets over stad.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) zegt van welke stof iets gemaakt is:
zilveren kettingen, een wollen vest.
Slide 5 - Tekstslide
Zo herken je een bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord:
Dat is een goed boek (zn) over een belangrijk onderwerp (zn).
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
Dit boek is goed en het onderwerp ervan is belangrijk.
Slide 6 - Tekstslide
Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder e) en een lange vorm (met een e): geweldig – geweldige; saai – saaie; knap – knappe; interessant – interessante.
Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de ‘trappen van vergelijking’: stellende trap (aardig) – vergrotende trap (aardiger) – overtreffende trap (aardigst).
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op en: bronzen, katoenen, maar niet als het uit een andere taal komt of een nog niet zo lang bestaande stof aanduidt (een suède tas, een fleece vest).
Slide 13 - Tekstslide
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 14 - Tekstslide
§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.
Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken.
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!