Kennismakingsles klas 4

Erste Stunde Deutsch ... in Periode 4
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Erste Stunde Deutsch ... in Periode 4

Slide 1 - Tekstslide

Die Planung und die Lernziele 
1. Vorstellen
2. Periode 4 Planung/Tests
3. Wortschatz
(4. Speeddating)

  • Je kunt jezelf voorstellen in het Duits.
  • Je kunt vragen stellen in het Duits en hier antwoord op geven. 

Slide 2 - Tekstslide

Wer bin ich?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

                   sich vorstellen und antworten
Wer bist du?
Wie ben jij? 
Ich bin ...
Wie heißt du? 
Hoe heet jij?
Ich heiße ...
Wo wohnst du?
Waar woon jij?
Ich wohne in ...
Wie alt bist du? 
Hoe oud ben jij? 
Ich bin ... Jahre alt.
Was ist dein Hobby?
Wat is jouw hobby? 
Mein Hobby ist ...
Hast du Geschwister?
Heb je broers of zussen?
Ja, ich habe Geschwister / einen Bruder / eine Schwester.

Nein, ich habe keine Geschwister.
Was hast du in den Ferien gemacht?
Wat heb je in de vakantie gedaan?
Ich habe die Sehenswürdigkeiten besichtigt.
Ich war in Berlin.
Ich bin ins Museum gegangen.
Ich habe ferngesehen.

sich vorstellen und antworten

Slide 6 - Tekstslide

Wer seid ihr???
- Je gaat naar www.lessonup.com
- Log in met de code en gebruik je naam
- Vervolgens doe je mee met de les
- Je krijgt 8 vragen gesteld.

Slide 7 - Tekstslide

Was ist deine Lieblingsküche?

Slide 8 - Open vraag

Hast du einen Nebenjob? Falls ja, wo arbeitest du?

Slide 9 - Open vraag

Treibst du Sport? Und was für Sportart?

Slide 10 - Open vraag

Was ist deine Lieblingsdestination?

Slide 11 - Open vraag

Wie würdest du dich in 3 Wörtern beschreiben?

Slide 12 - Open vraag

Toetsing Periode 4
Examenidioom Kapitel 7-12 (samen inplannen)
Test Kapitel 4
Hörsehtest

Slide 13 - Tekstslide

Betekenissen afleiden!
> Lijkt het op het Nederlands?
> Engels of Frans?
> Ken je al een deel van het woord?
> Kijk naar de context!
Context?
Samenhang

In teksten kun je betekenissen ook afleiden (herkennen) door te kijken naar de zin of het verhaal.

Slide 14 - Tekstslide

Wörter raten
Was bedeutet das fettgedruckte Wort? 

Slide 15 - Tekstslide

1/ 10 Übersetze: mittlerweile
> Sie ist mittlerweile über die Landesgrenzen hinaus bekannt.
A
inmiddels
B
vaak
C
hoewel
D
ongebruikelijk

Slide 16 - Quizvraag

2/10 Übersetze: das Ergebnis
> Menna ist zufrieden mit dem Ergebnis.
A
compromis
B
eindexamen (havo)
C
einde
D
resultaat

Slide 17 - Quizvraag

3/10 Übersetze: stolz
> Mein Vater ist stolz auf mich.
A
stom
B
trots
C
blij
D
boos

Slide 18 - Quizvraag

4/10 Übersetze: häufig
> Sie treffen sich häufig in einem Restaurant.

Slide 19 - Open vraag

5/10 Übersetze: obwohl
> Obwohl sie noch so jung ist, weiß sie, was sie will.

Slide 20 - Open vraag

6/10 Übersetze: löschen
> Ich möchte ein paar Kontakte löschen.
A
verwijderen
B
aanmaken

Slide 21 - Quizvraag

7/10 Übersetze: nie
> Nie ist Wien schöner als im Sommer.

Slide 22 - Open vraag

8/10 Übersetze: sofort
> Manchmal braucht man eben sofort einen Rat.

Slide 23 - Open vraag

9/10 Übersetze: unterschiedlich
> Das ist ganz unterschiedlich.

Slide 24 - Open vraag

10/10 Übersetze: (der) Kumpel
> Mein Kumpel feuert mich an.

Slide 25 - Open vraag

Ik kan de woordbetekenissen afleiden a.d.h.v. een zin.
05

Slide 26 - Poll