f20Lesson5vocab23_9_21

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

- You can tell me when to use in- on- at  (time & place)
- You know vocabulary of Unit 5 & can make a sentence with it
- You know how the mock exam works

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

TIME AND PLACE

Slide 6 - Tekstslide

Choose the correct one
A
The train leaves on 2 o clock
B
I will see him at 2 o clock

Slide 7 - Quizvraag

Prepositions of time:
Can you give an example?

Slide 8 - Woordweb

                                            Example: HE LIVES
AT NUMBER 48               ON MAIN STREET    IN THE UNITED KINDOM
HUISNUMMERS /        WEGEN /                             STEDEN  / CONTINENT
GEBOUWEN               OPPERVLAKTES                 LANDEN / RUIMTES

Slide 9 - Tekstslide

Prepositions of place:
Can you give an example?

Slide 10 - Woordweb

Example: HER PARENTS MET
 AT 2 CLOCK       ON APRIL 17          IN THE SIXTIES
SPECIFIEKE TIJD     DATUM              TIJDSPERIODE

Slide 11 - Tekstslide

Vocabulary unit 5

Slide 12 - Tekstslide

What word should be in this sentence-gap?
(Vertaal het woord tussen haakjes)

We need to find some ........................ (informatie)

Slide 13 - Open vraag

What word should be in this sentence-gap?
(Vertaal het woord tussen haakjes)

My friends and I love doing.................things (spannende)

Slide 14 - Open vraag

What word should be in this sentence-gap?
(Vertaal het woord tussen haakjes)

My glasses should be here ................ (ergens)

Slide 15 - Open vraag


What word should be in this sentence-gap?
(Vertaal het woord tussen haakjes)

................ in Britain (Ondertussen)

Slide 16 - Open vraag

Can you make a sentence with this word:
Curious

Slide 17 - Open vraag

Can you make a sentence with this word:
even

Slide 18 - Open vraag

Listen to the word and
type what you think it means

Slide 19 - Woordweb

Listen to the word and
type what you think it means

Slide 20 - Woordweb

Listen to the word and
type what you think it means

Slide 21 - Woordweb

Listen to the word and
type what you think it means

Slide 22 - Woordweb

Can you say this in English?

1. Op maandag komt er iemand.
2. Op school is het niet saai.
3. Hij woont op nummer 48.
4. Ik ben het met je eens.
5. 's Ochtends? Dat klinkt goed!

Slide 23 - Tekstslide



1. ON Monday, SOMEONE is coming 
2. It isn't BORING AT school.
3. He lives AT number 48 .
4. I AGREE.
5. IN the morning? That SOUNDS good.

Slide 24 - Tekstslide

Mock exam

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

- Can you tell me when to use in- on- at  (time & place)
- Do you know vocabulary of Unit 5 & can you make a sentence with them
- You know how the mock exam works

If not, what could you do?

Slide 27 - Tekstslide

Listening test

Slide 28 - Tekstslide

Do you think we met our goals?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

WHAT DID YOU LEARN TODAY?

Slide 30 - Open vraag