Havo 1 - H5 Lijnen en hoeken HH + quiz

Quiz 
Hoofdstuk 5
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Quiz 
Hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Een loodlijn van lijn l
A
Staat 90 graden op lijn l
B
Gaat door het midden van lijn l
C
Loopt evenwijdig aan lijn l
D
Is dezelfde lijn als lijn als lijn l

Slide 2 - Quizvraag

Twee evenwijdige lijnen ...
A
- lopen langs elkaar - hebben een loodrechtteken
B
- staan 90 graden op elkaar - hebben een loodrechtteken
C
- lopen langs elkaar - hebben zelfde pijlen
D
- staan 90 graden op elkaar - hebben zelfde pijlen

Slide 3 - Quizvraag

Al ik een hoek wil meten zet ik de geodriehoek ...
A
met de 0 (zie pijl) op het te meten hoekpunt
B
de linkerpunt op het te meten hoekpunt
C
de rechterpunt op het te meten hoekpunt
D
de bovenste punt op het te meten hoekpunt

Slide 4 - Quizvraag

Daarna ...
A
kan ik de hoek meteen meten
B
zet ik de loodrechtlijn op een been van de hoek
C
schuif ik wat ik denk dat de graden zijn naar het been van de hoek
D
schuif ik de lange zijde naast de 0 op een been van de hoek

Slide 5 - Quizvraag

Na het meten kan ik controleren of ik de juiste gradenboog heb gebruikt bij het meten door
A
te kijken wat voor een soort hoek het is
B
het aantal graden op te tellen
C
de graden te vergelijken met de soort hoek
D
dat kan helemaal niet

Slide 6 - Quizvraag

Ik kijk eerst of het een scherpe of stompe hoek is en hoeveel graden ik heb gemeten. Ik check de graden ….
A
stomp: kleiner dan 90 scherp: groter dan 90
B
scherp: kleiner dan 90 stomp: groter dan 90
C
scherp: 90 stomp: 180
D
recht: 90 gestrekt: 180

Slide 7 - Quizvraag

Voor het meten van deze hoek gebruik ik de
A
Binnenste gradenboog (doorzichtig)
B
Buitenste gradenboog (geel)

Slide 8 - Quizvraag

Ik begin hier met de buitenste, gele gradenboog omdat ...
A
ik altijd rechts moet beginnen
B
omdat het de bovenste gradenboog is
C
de gradenboog bij het been met 0 moet beginnen
D
het niet uitmaakt waar je begint

Slide 9 - Quizvraag

Dit is een …...
A
Scherpe hoek
B
Stompe hoek
C
Rechte hoek
D
Buitenhoek

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel graden is deze hoek? Vul alleen het getal.

Slide 11 - Open vraag

Bij het meten van deze hoek gebruik ik de
A
Binnenste gradenboog
B
Buitenste gradenboog

Slide 12 - Quizvraag

Ik begin hier met de binnenste gradenboog omdat ...
A
omdat het de onderste gradenboog is
B
het niet uitmaakt waar je begint
C
ik altijd links moet beginnen
D
de gradenboog bij het been met 0 moet beginnen

Slide 13 - Quizvraag

Dit is een ...
A
Scherpe hoek
B
Stompe hoek
C
Gestrekte hoek
D
Volle hoek

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel graden is de hoek? Vul alleen het getal.

Slide 15 - Open vraag

∟S van driehoek PQS is ...
A
180 graden
B
72 graden
C
90 graden
D
kun je niet weten

Slide 16 - Quizvraag

∟Q1 kan ik uitrekenen met de regel van ....
A
overstaande hoeken
B
hoekensom driehoek
C
gestrekte hoek
D
die kun je niet uitrekenen

Slide 17 - Quizvraag

Welk antwoord is juist
A
∟Q1 = 18 graden
B
∟Q1 kun je niet uitrekenen, alleen meten
C
∟Q1 = 180 - 90 - 72 = 18 graden
D
∟Q1 = 180 - 90 - 72 = 18 graden (hoekensom driehoek)

Slide 18 - Quizvraag

Welk antwoord is juist
A
je weet niet of ∟Q2 en ∟Q3 ook 18 graden zijn
B
∟Q1 = ∟Q2 = ∟Q3 = 18 gradengraden
C
∟Q1 = ∟Q2 = 18 graden
D
∟Q1 = ∟Q3 = 18

Slide 19 - Quizvraag

∟Q123 kun je ...
A
niet uitrekenen
B
wel uitrekenen

Slide 20 - Quizvraag

∟Q123 kun je wel uitrekenen met de regel van ....
A
overstaande hoeken
B
hoekensom driehoek
C
gestrekte hoek
D
die kun je niet uitrekenen

Slide 21 - Quizvraag

Welk antwoord is juist
A
∟Q123 = 18 graden
B
∟Q123 = 3 x 18 = 54 graden
C
∟Q123 = 180 - 72 - 44 = 64 graden (hoekensom driehoek)
D
∟Q123 = 180 - 72 - 44 = 54 graden (hoekensom driehoek)

Slide 22 - Quizvraag