Examentrainer bloedsomloop en lymfevaten

Doel
Lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van enkele macroscopische details en problemen met de bloedsomloop
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Doel
Lymfevaten, bloedvaten en delen van het hart noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven, met inbegrip van enkele macroscopische details en problemen met de bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Rode bloedcel
Witte bloedcel
Bloedplaatje

Slide 2 - Tekstslide

Samenstelling van het bloed
-> bloedplasma
  1. plasma-eiwitten 7%
  2. water 91 %
  3. opgeloste stoffen 2 %
Plasma = 55 % 

Slide 3 - Tekstslide

Samenstelling van het bloed
  1. plasma-eiwitten 7%
  2. water 91 %
  3. opgeloste stoffen 2 %
  4. bloedplaatjes
  5. witte bloedcellen
  6. rode bloedcellen
-> Vaste bestanddelen 45 %

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

  • Eiwitten (plasma-eiwitten) 
  • Zuurstof 
  • Afvalstoffen: bv. koolstofdioxide, water. 
  • Voedingsstoffen: bv. glucose, mineralen, vitamines & de verteringsproducten van koolhydraten, eiwitten en vetten. 
  • Regelende stoffen: bv. hormonen en enzymen. 
  • Beschermende stoffen: bv. antistoffen. 
  • Evt. geneesmiddelen, alcohol.
Wat zit er nog meer in bloed?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe wordt bloed geproduceerd?
Dit is het rode beenmerg. Het rode beenmerg komt bij volwassenen alleen nog voor in bepaalde botten, zoals de ruggengraat, het borstbeen, de ribben, het sleutelbeen, het schouderblad, het heupbeen, de schedel en in het bovenste uiteinde van lange botten, zoals het dijbeen en de bovenarm.
De stamcellen ondergaan een reeks veranderingen om afzonderlijke bloedcellen te vormen die in de bloedsomloop worden afgegeven. Elke cel in het bloed heeft een beperkte levensduur en elke dag verwijdert het beenmerg duizenden rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes uit de bloedsomloop en vervangt het deze. De stamcellen zijn dus voortdurend bezig zich te delen en te rijpen om nieuwe cellen te vormen. De stamcellen maken ongeveer 3 tot 5 % van alle cellen in het beenmerg uit. Het zijn de enige cellen die in staat zijn verschillende bloedcellen te produceren.
Rode bloedcellen zijn rond qua vorm met een indeuking in het midden.
In rode bloedcellen zit het eiwit hemoglobine. Hierin zit ijzer, waaraan zuurstof zich aan kan binden. Hierdoor kunnen rode bloedcellen zuurstof vervoeren.
Witte bloedcellen bevatten wel een celkern. Ze hebben ook geen vaste vorm, waardoor ze door hele kleine openingen tussen cellen door kunnen komen.
De hoofdtaak van witte bloedcellen is het bestrijden van ziekteverwekkers. 
Ook zijn er witte bloedcellen die dode cellen in je lichaam opruimen.
Bloedplaatjes zijn geen cellen, maar delen van cellen. 
Ze spelen een rol bij de stolling van bloed op het moment dat er een bloedvat kapot gaat. 

Slide 7 - Tekstslide

  • Kleine ronde schijfjes met een deuk in het midden. 
  • Hebben GEEN celkern, leven ± 4 mnd. 
  • Worden gemaakt uit stamcellen in het rode beenmerg, dit zit in de koppen van de pijp- en in platte beenderen. 
  • Vervoeren zuurstof dankzij de rode kleurstof hemoglobine, wat ijzer bevat. 
  • Afbraak rode bloedcellen in het rode beenmerg, milt en lever.  (IJzer wordt opnieuw gebruikt.)
  • Per mm3 bloed gemiddeld 5.000.000 rode bloedcellen.
Rode bloedcellen

Slide 8 - Tekstslide

  • Dode witte bloedcellen + dode bacteriën pus = etter. 
  • Sommige kunnen antistoffen maken, deze ontwikkelen zich daarna verder in de lymfeknopen. 
  • Leukemie: een afwijking op waar de  witte bloedcellen gemaakt worden; er worden dan te weinig rode bloedcellen en bloedplaatjes gemaakt en te veel witte bloedcellen, maar die werken niet goed.  
  • Per mm3 bloed gemiddeld 7.000 witte bloedcellen. 
  • Worden gemaakt uit stamcellen in het rode beenmerg. 
  • Hebben GEEN vaste vorm & kunnen door kleine openingen heen. 
  • Kunnen bv. bacteriën insluiten en zo onschadelijk maken.
Witte bloedcel

Slide 9 - Tekstslide

  • Zijn stukjes van andere cellen die kapot zijn. 
  • Hebben GEEN celkern. 
  • Zorgen voor de bloedstolling. 
  • Bevatten een kleverig stofje dat vrij komt als er een wondje is. 
  • Zorgt ervoor dat fibrine gemaakt wordt, hierdoor wordt een vangnet gemaakt voor de bloedcellen. 
  • Bloederziekte = hemofilie: het bloed stolt niet goed.  
  • Trombose = als een bloedprop zich hecht aan de wand van een bloedvat waardoor het bloedvat afgesloten wordt. 

Bloedplaatjes

Slide 10 - Tekstslide

Bij een ernstige ontsteking ontstaat etter. Etter bestaat uit dode bacteriën en bloeddeeltjes die betrokken zijn bij de bestrijding van ziekteverwekkers.

Welke bloedddeeltjes zijn dit?
A
Bloedplaatjes
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen

Slide 11 - Quizvraag

Dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop =
Hart - longen - hart

Grote bloedsomloop =
Hart - hele lichaam - hart

Slide 12 - Tekstslide

De kleine en grote bloedsomloop vervoeren o.a.
zuurstof en koolstofdioxide.
Welke uitspraak is waar?
A
Kleine bloedsomloop vooral zuurstofrijkbloed
B
Grote bloedsomloop vooral zuurstofarmbloed
C
Kleine & grote bloedsomloop zowel zuurstofrijk als -arm
D
Overal zit evenveel zuurstof in het bloed

Slide 13 - Quizvraag

Kleine bloedsomloop
= longen

Alleen de longen 

  • Van rechterkamer naar de longen 
  • Van longen naar de linkerboezem

Longslagader 
WEINIG zuurstof & VEEL koolstofdioxide 
Longader
VEEL zuurstof & WEINIG koolstofdioxide 

Slide 14 - Tekstslide

Grote bloedsomloop
= lichaam

Het hele lichaam, behalve de longen 

  • Van linkerkamer naar het lichaam 
  • Van lichaam naar de rechterboezem 

Slagaders
VEEL zuurstof & WEINIG koolstofdioxide 
Aders
WEINIG zuurstof & VEEL koolstofdioxide 

Slide 15 - Tekstslide

Samengevat: 

De bloedsomloop bestaat uit: 
  • Het hart: dit werkt als een pomp. 
  • Slagaderen: deze brengen het bloed vanaf het hart door het gehele lichaam, zij vervoeren zuurstofrijk bloed. 
  • Haarvaten: dit zijn de kleinste bloedvaten, waar de uitwisseling van voedings- en afvalstoffen tussen het bloed en de organen plaatsvindt. 
  • Aderen: deze brengen het bloed weer terug naar het hart. Zij vervoeren zuurstofarm bloed. 
 
De bloedsomloop is gescheiden in 
  • Kleine, die begint vanuit de rechter hartkamer. 
  • Grote, die begint vanuit de linker hartkamer. 

Slide 16 - Tekstslide

Boezems 
  • Ontvangen het bloed 
  • Rechterboezem vanuit het lichaam 
  • Linkerboezem vanuit de longen 
 
Kamers 
  • Pompen het bloed het hart uit 
 
  • Linkerkamer naar het lichaam 
  • Rechterkamer naar de longen 
 
  • Linkerkamer heeft een dikkere wand 
  • Linkerkamer is groter 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kransslagaders 
  • Aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen naar de hartspier. 
  • Aftakking van de aorta. 
 
Kransaders 
  • Afvoer van koolstofdioxide en andere afvalstoffen vanaf de hartspier. 
  • Komt rechtstreeks in de rechterboezem uit. 

Slide 19 - Tekstslide

Harttussenwand 
  • Scheiding tussen linker- en rechterhelft. 
 
Hartkleppen 
  • Kleppen tussen boezem en kamer. 
 
Halvemaanvormige kleppen 
  • Kleppen tussen   kamer en slagader. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

In de afbeelding is het hart met een aantal bloedvaten schematisch weergegeven.
Welke letters in de afbeelding geven bloedvaten aan die behoren tot de kleine bloedsomloop?
A
de letters P en Q
B
de letters Q en R
C
de letters Q en S
D
de letters R en S

Slide 22 - Quizvraag

In de afbeelding is het hart met een aantal bloedvaten schematisch weergegeven.
Welke letter geeft het bloedvat aan waarin de bloeddruk het hoogst is?
A
de letter P
B
de letter Q
C
de letter R
D
de letter S

Slide 23 - Quizvraag

Naomi heeft een hartafwijking. Er is bij haar een opening tussen de hartkamers op plaats T in de afbeelding. Hierdoor stroomt bloed van haar linkerkamer naar haar rechterkamer, als de kamers zich samentrekken. In welk bloedvat zal de hoeveelheid zuurstof in het bloed bij Naomi hoger zijn dan bij iemand zonder deze afwijking?
A
In de aorta
B
In de holle ader
C
In de longader
D
In de longslagader

Slide 24 - Quizvraag

0

Slide 25 - Video

Hartpauze, bloed stroomt het hart in
vanuit de aders.
De boezems trekken samen, 
bloed gaat de kamers in.
De kamers trekken samen, 
bloed gaat de slagaders in.

Slide 26 - Sleepvraag

Harttonen
  • Elke hartslag twee harttonen

  • Eerste harttoon = 
      dichtslaan hartkleppen
  • Tweede harttoon = 
     dichtslaan halvemaanvormige kleppen

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slagaders:

Komen 
altijd vanuit het hart
   
Slagaders bevatten
VEEL zuurstof &
WEINIG koolstofdioxide
Uitzondering = longslagader
   
Hebben een stevige wand

Aders:

Gaan 
altijd naar het hart toe 
 
Aders bevatten                  WEINIG zuurstof &
VEEL koolstofdioxide 
Uitzondering = longader 
 
Hebben kleppen 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Hier zie je de poortader met vertakkingen. 
De poortader bevat zuurstofarm, maar wel glucoserijk bloed.

Slide 32 - Tekstslide

Hoge bloeddruk

  • Komt vaker voor
  • Veroorzaakt meestal geen klachten
  • Bloedvaten en organen kunnen beschadigen
Lage bloeddruk

  • Komt weinig voor
  • Veroorzaakt meestal geen klachten
  • Soms duizeligheid of vermoeidheid

Slide 33 - Tekstslide

Slagaderverkalking

  • Vernauwing in de slagaders.
  • Ontstaan door hoge bloeddruk, stress en roken. Ook erfelijkheid en een ongezonde leefstijl geeft risico.
  • Beschadigingen worden herstelt met witte bloedcellen. Deze dringen samen met cholesterol de vaatwand in.
  • Hierdoor komt een verdikking aan de binnenkant van de slagader.

Resultaat: meer kans op hartinfarct.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

De verstopping van een kransslagader kan ontstaan door erfelijke aanleg of door ongezond gedrag.
-> Geef een voorbeeld van ongezond gedrag dat een oorzaak kan zijn van een hartinfarct.

Slide 43 - Open vraag

Lymfestelsel
Het lymfestelsel is het tweede vatenstelsel in je lichaam.
Het heeft twee functies
- De afvoer van vocht met afvalstoffen
- Afweer tegen ziekteverwekkers

Slide 44 - Tekstslide

Afvoer van weefselvloeistof
Door de grote druk in de slaghaarvaten van de grote bloedsomloop, worden er vocht en witte bloedcellen naar buiten geperst.
In dit vocht zijn onder andere zuurstof en voedingsstoffen opgelost. 
Het vocht wat buiten de haarvaten tussen de cellen van je organen inzit, heet weefselvloeistof.
Cellen nemen de zuurstof en voedingsstoffen op uit de weefselvloeistof en geven koolstofdioxide en afvalstoffen af. Een deel van de weefselvloeistof wordt weer opgenomen in de bloedvaten, maar het grootste gedeelte wordt opgenomen in lymfevaten
De vloeistof die hier doorheen stroomt heet lymfe en bestaat uit weefselvloeistof met afvalstoffen, hormonen, antistoffen en witte bloedcellen.

Slide 45 - Tekstslide

Een lymfevat
Omdat lymfe altijd maar één kant op stroomt, zitten er kleppen in de vaten, net zoals bij een ader. Hierdoor wordt de lymfe de goede kant op geduwd.

Verschillende kleine lymfevaten monden uit in grotere en komen uiteindeijk uit in twee grote lymfevaten: de rechterlymfestam en de borstbuis.
Deze lymfevaten komen uit in aders die onder de sleutelbeenderen ligen. Via deze aders komt de lymge in de bovenste holle ader terecht en wordt toegevoegd aan het bloed.

Slide 46 - Tekstslide

Lymfeknopen
Op een aantal plekken in het lichaam zitten lymfeknopen
In je hals, de oksels en liezen zitten de grootste.
Bepaalde witte bloedcellen ontwikkelen zich in de lymfeknopen. Deze maken antistoffen. Door de antistoffen worden ziekteverwekkers onschadelijk gemaakt. Ook bevinden zich er witte bloedcellen in de lymfeknopen die ziekteverwekkers kunnen insluiten.
Zo wordt de lymfe gezuiverd voor deze het bloed terug in komt.

Slide 47 - Tekstslide

Zelfstandig verder oefenen
Examentrainer jaar 4
Thema 6: transport
paragraaf 6.12

Slide 48 - Tekstslide