4.1 Oorlog in Europa

Welkom! 
4.1 Oorlog in Europa
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
4.1 Oorlog in Europa

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Verdrag van Versailles
Voorkennis:
1. Herstelbetalingen
2. Geen groot leger
3. Grondgebied inleveren

Slide 3 - Tekstslide

Het begin van de oorlog
Hitler wilde over Europa heersen. Hij wilde voor het Duitse volk extra grondgebied voor woonruimte en landbouw. Daarom viel hij Sudetenland aan. 

De Britse en Franse regeringsleiders overlegden met Hitler. Ze wilden door diplomatie (overleg) met Duitsland een oorlog voorkomen.
Afspraken: Hitler mocht Sudetenland houden en viel dan geen andere landen meer aan.

Slide 4 - Tekstslide

1938: 3 miljoen Duitsers in Tsjechië-Slowakije
-> Sudetenland

Slide 5 - Tekstslide

Het begin van de oorlog
Hitler hield zich niet aan de afspraken. 
Op 1 september 1939 viel hij Polen aan. 

Hierna verklaarden Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Duitsland. Zo begon de Tweede Wereldoorlog. 

Duitsland had veel tanks en vliegtuigen, en rukte snel op.
Dit noemen we een Blitzkrieg.

Slide 6 - Tekstslide

Hitler neemt deze gebieden over

Slide 7 - Tekstslide

1

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

02:29
Hoe werkt de Blitzkriek tactiek?

Slide 10 - Open vraag

3

Slide 11 - Video

Maak opdracht 2 t/m 4 op blz. 119 en 120. 

Slide 12 - Tekstslide

01:09
Wat betekent capituleren?
A
Ales een leger een gebied verovert
B
Snelle aanval
C
Overleg tussen staten
D
Overgave

Slide 13 - Quizvraag

01:09
Wat betekent capituleren?
A
Ales een leger een gebied verovert
B
Snelle aanval
C
Overleg tussen staten
D
Overgave

Slide 14 - Quizvraag

02:28
Waarom tekent Nederland de capitulatie?
A
Bombardement op Utrecht
B
Bombardement op Rotterdam
C
Bombardement op Denhaag
D
Bombardement op Amsterdam

Slide 15 - Quizvraag

Hoe verloor Duitsland uiteindelijk de oorlog?


Keerpunten = gebeurtenissen die beslissend waren in het verlies van Duitsland

Slide 16 - Tekstslide

Keerpunt 1:
1941: Vanaf dit jaar doen de VS mee met de oorlog. Zij sloten zich aan bij de geallieerden.



Slide 17 - Tekstslide

Keerpunt 2:
1941: Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen
Blitzkrieg: voor de winter begint bij Moskou
Stalingrad



Slide 18 - Tekstslide

6 juni 1944: D-Day (Decision Day)

Keerpunt 3:
Verenigde staten      Canada

130.000 soldaten landden op de stranden van Frankrijk. 
Na D-day werden de volgende gebieden bevrijdt: Frankrijk, België en Zuid-Nederland. 

Het Russische leger veroverde een deel van Duitsland. 

Slide 19 - Tekstslide

8 mei 1945: Duitsland capituleert
Hitler heeft ondertussen zelfmoord gepleegd

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Maak opdracht 5 en 6 op blz. 121. 

Slide 22 - Tekstslide

in 1933 wonen er 500.000 Joodse Duitsers in Duitsland



Joden krijgen door de geschiedenis heen van heel veel slechte gebeurtenissen de schuld. 


Slide 23 - Tekstslide

Jodenhaat in Duitsland
Verliezen van de eerste Wereldoorlog zou door het verraad van Joden komen





Antisemitisme:
Jodenhaat

Slide 24 - Tekstslide

Oudheid: Joden zouden Jezus Christus hebben vermoord

Middeleeuwen: Joden kregen de schuld van de Pest

Jaren 30: Joden kregen de schuld van het de economische crisis


Slide 25 - Tekstslide

Hitler schrijft Mein Kampf: 
Hierin geeft hij Joden de schuld van alle problemen op de wereld.

Hij wakkert het antisemitisme in Duitsland aan

Slide 26 - Tekstslide

Discriminerende wetten die Hitler invoert:
- Joden mogen niet naar het zwembad of de bioscoop

Joden mochten niet met Duitsers trouwen

Slide 27 - Tekstslide

De belangrijkste personen uit Hitlers partij bedenken hier "de laatste oplossing" 
De grootste volkerenmoord uit de geschiedenis:                     Holocaust

Slide 28 - Tekstslide

1. Joden worden naar doorgangskampen gebracht



2. Daarna worden ze gedeporteerd naar
     concentratiekampen

Slide 29 - Tekstslide

1941: de Nazi's beginnen met het systematisch vermoorden van de Joodse bevolking.
- Dit begon met razzia's


Slide 30 - Tekstslide

concentratiekampen
Sterke mannen en vrouwen
dwangarbeid
Ouderen, kinderen zieken: vernietigingskampen

Slide 31 - Tekstslide

Tekst

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Tijdens de Holocaust vallen er 6 miljoen doden
Niet allen Joden, maar ook:
-Roma en Sinti
-Homoseksuelen
-Jehovagetuigen
-Journalisten
-Communisten
-Gehandicapten mensen

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Wat betekent capituleren?
A
Gebied veroveren
B
Snelle aanval
C
Overleg tussen staten
D
Overgeven

Slide 37 - Quizvraag

De aanval op welk land start de Tweede Wereldoorlog?
A
Oostenrijk
B
Tsjechië
C
Polen
D
Frankrijk

Slide 38 - Quizvraag

Wat is GEEN keerpunt uit de Tweede Wereldoorlog?
A
Bombardement van Rotterdam
B
D-Day
C
Invasie van de Sovjet-Unie

Slide 39 - Quizvraag

Wat betekent Blitzkrieg?
A
Gebied veroveren
B
Snelle aanval
C
Overleg tussen staten
D
Overgeven

Slide 40 - Quizvraag

Geallieerden
As- mogendheden

Slide 41 - Sleepvraag

Wat betekent antisemitisme?

Slide 42 - Open vraag

Welk kamp hoort NIET bij de Holocaust
A
Strafkamp
B
Doorvoerkamp
C
Concentratiekamp
D
Vernietigingskamp

Slide 43 - Quizvraag

Tijdens de Holocaust zijn alleen Joden vermoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 44 - Quizvraag

Wie is de bondgenoot van Hitler?
A
Frankrijk
B
Sovjet-Unie
C
Groot Brittannië

Slide 45 - Quizvraag

De Nazi's startte de Holocaust door
A
Razzia's uit te voeren
B
Joden te deporteren
C
Joden te concentreren

Slide 46 - Quizvraag

Waar werden sterke mannen en vrouwen heen gestuurd?
A
Doorvoerkampen
B
Concentratiekampen
C
Vernietigingskampen

Slide 47 - Quizvraag

Waar werden ouderen, kinderen en zwakke heen gestuurd?
A
Doorvoerkampen
B
Concentratiekampen
C
Vernietigingskampen

Slide 48 - Quizvraag

Razzia's - deporteren - concentratiekampen - vernietigingskampen
A
Dit is de juiste volgorde waarin de Holocaust plaatsvond
B
Dit is NIET de juiste volgorde waarin de Holocaust plaatsvond

Slide 49 - Quizvraag