Les 3 Intensief lezen N4

Nederlands
Nederlands
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Tekstindeling
  • Terugblik: Tekstindeling en samenhang
  • Studiereader Compact Theorie Taak 2: Intensief lezen:
  • achterhalen van woordbetekenissen in teksten
  • interpreteren van tabellen en diagrammen bij teksten
  • samenvatten van een tekst aan de hand van sleutelwoorden
  • stappenplan intensief lezen.


Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de drie belangrijkst onderdelen van een tekst?

Slide 3 - Woordweb

Indeling tekst:
  • Inleiding
  • Kern (middenstuk)
  • Slot

Slide 4 - Tekstslide

Hoe leidt een schrijver een tekst in?

Slide 5 - Woordweb

Aspecten inleiding:
  • Beschrijven aanleiding
  • Stellen van een vraag (die beantwoord wordt of aanzet tot lezen)
  • Situatieschets (beschrijven herkenbare situatie)
  • Probleemomschrijving
  • Kortom: De aandacht trekken van de lezer


Slide 6 - Tekstslide

Aspecten Kern (middenstuk)
  • Uitwerking onderwerp in deelonderwerpen
  • Per alinea wordt er meestal 1 deelonderwerp uitgewerkt
  • Er kan gebruikgemaakt worden van tussenkopjes die een aanwijzing geven wat er in de betreffende alinea staat


Slide 7 - Tekstslide

Hoe kan de schrijver de tekst afsluiten?

Slide 8 - Woordweb

Aspecten Slot (meestal 1 alinea die terugkomt op de inleiding)
  • Samenvatting (middenstuk), belangrijkste informatie
  • Conclusie > 'kortom' .......
  • Activeren: aansporing om iets te gaan doen
  • Advies naar aanleiding van informatie
  • Oplossing voor een probleem uit de tekst

Slide 9 - Tekstslide

Samenhang
De zinnen en alinea's in een tekst hangen samen, hebben iets met elkaar te maken. 

De schrijver gebruikt:
  • Signaalzinnen: Lees verderop in de tekst over....
  • Signaalwoorden: verbinden tekstdelen met elkaar. Geven de relatie tussen tekstdelen: Tekstverband

Slide 10 - Tekstslide

Veel voorkomende signaalwoorden:


Tekstverband:

Slide 11 - Tekstslide

Intensief lezen
Je leest de tekst nauwkeurig

  • Achterhaal indien nodig de betekenis van onbekende woorden of beeldspraak
  • bepaal of informatie betrouwbaar is
  • lees eventuele tabellen af

Slide 12 - Tekstslide

Als je niet weet wat een woord betekent, wat kun je dan doen?

Slide 13 - Woordweb

Wat betekent het woord 1?
Lees een stukje terug en/of vooruit om te kijken of er
-een omschrijving of een uitleg van het woord gegeven wordt
-een voorbeeld van het woord gegeven wordt
-een synoniem (hetzelfde) of antoniem (tegenovergestelde) van het woord in de tekst staat

Slide 14 - Tekstslide

Wat betekent het woord 2?
Geeft een eventuele afbeelding in de tekst meer duidelijkheid over de betekenis?

Herken je een deel van het woord, kun je het zo bepalen?

Zoek op of vraag iemand anders

Slide 15 - Tekstslide

Beeldspraak
Taalgebruik waarbij de schrijver een beeld gebruikt om te beschrijven wat hij wil zeggen: De helft van de Nederlanders heeft geen appeltje voor de dorst

Slide 16 - Tekstslide

Tabellen en diagrammen
Informatie wordt hierin overzichtelijk weergegeven > Rijen en Kolommen in een tabel

Diagram: getekende informatie, bijvoorbeeld een cirkel- of taartdiagram, staafdiagram, lijndiagram.


Slide 17 - Tekstslide

Hoofdgedachte tekst
Het kortst mogelijke antwoord op de vraag: waar gaat de tekst precies over?
Beschreven in een of enkele zinnen. 

Slide 18 - Tekstslide

Studiereader Compact
  • Opdrachten Taak 1 Lezen en Taak 1 Schrijven gemaakt?
  • Vragen?
  • Aan de slag: Ga naar www.studiereader.nl > Entree
  • Maak opdracht 1 t/m 9 van Studiereader 3F Centraal examen: Opbouwopdr. Lezen Taak 2: Intensief lezen

Slide 19 - Tekstslide