Betrekkelijk voornaamwoord [1/3]
Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden.
Met het betrekkelijk voornaamwoord dat verwijs je naar het-woorden.
De kinderen die daar spelen, zitten op een bankje dat erg nat is.
Let op: Als je die/dat kunt vervangen door deze of dit, is die/dat een aanwijzend voornaamwoord.
Die boeken zijn van mij. = aanwijzend voornaamwoord.
De boeken die daar liggen, zijn van mij. = betrekkelijk voornaamwoord.