- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.
- Wat willen ze precies weten? Voorbeeld, tegenstelling, opsomming?
- Zoeken naar signaalwoorden, die dat tekstverband weergeven.
- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.
- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden.