Grámatica Capítulo 5 (Ir de tiendas en Madrid)

Gramática Capítulo 5 (Ir de tiendas en Madrid)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gramática Capítulo 5 (Ir de tiendas en Madrid)

Slide 1 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord / El pronombre posesivo
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets of iemand is.
In het spaans moet je altijd kijken bij welk zelfstandig naamwoord het voornaamwoord hoort want de vorm van het bezittelijk voornaamwoord kan hierdoor veranderen.

Kijk even mee:
Nuestra ropa es barata (Onze kleding is goedkoop)
'Ropa' is vrouwelijk enkelvoud (want het is: la ropa, zonder -s)
OF
Nuestro libro es muy caro (Ons boek is heel duur)
'Libro' is mannelijk enkelvoud (want het is: el libro, zonder -s)

Slide 2 - Tekstslide

Zie ook: blz. 45 tekstboek!
Singular (= enkelvoud)          Plural (= meervoud)

mi= mijn                                           mis
tu = jouw                                          tus
su= zijn/haar/uw                          sus
nuestro/-a =ons/onze               nuestros/-as
vuestro/-a= jullie                         vuestros/-as
su= hun/uw (meervoud)          sus

Dus: alleen bij nuestro/-a en vuestro/á moet je rekening houden met mannelijk/vrouwelijk!

Slide 3 - Tekstslide

Enkele voorbeelden/ Algunos ejemplos
María y Paola son nuestras amigas. (María en Paola zijn onze vriendinnen)
NuestrAS want: María en Paola zijn twee dames/meiden (LAS amigas), dus vrouwelijk en meervoud. 

Pablo y Jaime son nuestros amigos. (Pablo en Jaime zijn onze vrienden)
NuestrOS want: Pablo en Jaime zijn twee jongens/mannen (LOS amigos), dus mannelijk en meervoud.

Slide 4 - Tekstslide

(Mijn)......pantalones son rojos
A
Mis
B
Tus
C
Sus
D
Nuestros

Slide 5 - Quizvraag

(Haar).........vestido es verde
A
Tu
B
Su
C
Vuestro
D
Nuestro

Slide 6 - Quizvraag

(Uw).......bolso es grande.
A
Mi
B
Tu
C
Su

Slide 7 - Quizvraag

(Hun)........ropa es del Corte Inglés
A
Su
B
Sus
C
Nuestra
D
Nuestro

Slide 8 - Quizvraag

(Jullie)..........primas están en Barcelona
A
Vuestra
B
Vuestras
C
Nuestra
D
Nuestras

Slide 9 - Quizvraag

(Jouw).......zapatos son marrones
A
Mi
B
Mis
C
Tu
D
Tus

Slide 10 - Quizvraag

(Haar)..........libros son interesantes.
A
Tu
B
Tus
C
Su
D
Sus

Slide 11 - Quizvraag

(Zijn)............chaqueta es negra
A
Sus
B
Su
C
Vuestra
D
Vuestras

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

De vraagwoorden. Sleep ze naar elkaar toe!
Hoe?
Wat?
Welke?
Wanneer?
Waar?
Hoeveel?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Cuál?
¿Cuándo?
¿Dónde?
¿Cuánto?

Slide 14 - Sleepvraag

De vraagwoorden. Sleep ze naar elkaar toe!
Hoe?
Wat?
Wie?
Wanneer?
Waar?
¿Cómo?
¿Qué?
¿Quién(es)?
¿Cuándo?
¿Dónde?

Slide 15 - Sleepvraag

cien/ciento
doscientos cuarenta y nueve
cuatrocientos sesenta y ocho
mil
quinientos cincuenta y cinco
ciento dos
noventa y nueve con cincuenta
setenta y cuatro con noventa

102
100

99,50
   
249

555
468
74,90



1000

Slide 16 - Sleepvraag

Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
comer
Tener
hablar
vivir
cantar
ir
leer
escuchar
poder
Estar
beber
querer
kunnen
gaan
hebben
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
willen
Zijn/ zich bevinden
zingen
lezen

Slide 17 - Sleepvraag


Schrijf.... 2025 in het Spaans

Slide 18 - Woordweb

2025 
Dos mil veinticinco

Slide 19 - Tekstslide

El futuro / De toekomende tijd
Als je in het Spaans wilt zeggen dat iets nog moet gebeuren of als je van plan bent iets te gaan doen dan gebruik je een vorm van het werkwoord IR (gaan) + A + een heel werkwoord

Bijvoorbeeld: Voy a comprar unos regalos (Ik ga een paar cadeaus kopen)
Dus: Voy (ik ga) + a + comprar (heel werkwoord)

Slide 20 - Tekstslide

Futuro inmediato met werkwoord IR
Yo voy = Ik ga
Tú vas= Jij gaat
Él/Ella/Usted  va= Hij/Zij/U gaat
Nosotros vamos =Wij gaan
Vosotros vais =Jullie gaan
Ellos/Ustedes van = Zij/U(meervoud) gaan

Altijd (vorm van IR + A + werkwoord...)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Ik ga het moment (be)leven
Om de bestemming te begrijpen
Ik ga naar de stite luisteren
Om de weg te kunnen vinden

Ik ga lachen, ik ga dansen
Mijn leven leven (la la la)
Ik ga lachen, ik ga genieten
Mijn leven leven (la la la)
Voy a vivir el momento
Para entender el destino
Voy a escuchar en silencio
Para encontrar el camino

Voy a reír, voy a bailar
Vivir mi vida la la la la
Voy a reír, voy a gozar
Vivir mi vida, la la la la

Slide 23 - Tekstslide