Mock test period 3

Mock test period 3
To check if you are ready for the test 
on 20 March 2024

Do the other Lesson Up if you still have to study.
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mock test period 3
To check if you are ready for the test 
on 20 March 2024

Do the other Lesson Up if you still have to study.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test English period 3
Grammar: 
Past Simple, Present Perfect, Past Perfect, Conditionals

Writing a Formal Letter:
Letter of Enquiry, Complaint or Application

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je:
Ik woon al tien jaar in Delft.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je:
Ik heb vijf jaar in Frankrijk gewoond.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

He ... here yesterday
A
is
B
has been
C
have been
D
was

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He ... here since yesterday
A
is
B
has been
C
have been
D
was

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

How long... that car?
A
have you had
B
have you

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

His father...two years ago.
A
died
B
has died

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... you (ever work) in Pakistan
A
Did you ever work
B
Has you ever worked
C
Have you ever worked
D
Did you ever worked

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in: I .............. to my neighbour yesterday.
A
talk
B
talks
C
talked
D
were talking

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
A
for, yet, never, ever
B
yesterday, last year, ago, when
C
always, often, usually, never
D
right now, at the moment

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the verb: He (lived) here since 1998.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the verb: I (just/to finish) building this car.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the verb: She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect:
Signaalwoorden
A
yesterday, last month, two years ago
B
next week
C
IF ....
D
FYNE JAS (for, yet, never, ever, just, already, since)

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct verbs:
My sister ..... (never) in a rollercoaster.
A
never went
B
has never been
C
have never been
D
will never go

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct verbs:
I .... my homework 2 hours ago.
A
have done
B
has done
C
did
D
made

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct verbs:
How long .... a teacher?
A
have you been
B
were you
C
was you
D
has you been

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct verbs:
When ..... playing football?
A
quitted Tim
B
did Tim quit
C
has Tim quit
D
has Tim quited

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We                           away the money that we
had given
gave
had received
received

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Yesterday a boy                                the snowman that we
had destroyed
destroyed
had built
built

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the tense in this sentence?
My computer has crashed.
A
Past Simple
B
Present Simple
C
Present Perfect
D
Past perfect

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the tense in this sentence?
I grew up in the Netherlands.
A
Present Simple
B
Past Simple
C
Present Perfect
D
Past Perfect

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which tenses are in this sentence?
They had travelled all over the world, before they settled in Ullapool.
A
Present Simple, Present Perfect
B
Past Simple, Present Perfect
C
Past Perfect, Present Simple
D
Past Perfect, Past Simple

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is a correct sentence with
past perfect
(using: eat breakfast / go to school)
A
Yesterday I ate my breakfast and after that I went to school.
B
I have eaten breakfast before I went to school yesterday.
C
I had eaten my breakfast before I went to school yesterday.
D
I am having breakfast before I went to school yesterday.

Slide 25 - Quizvraag

A - 2x past simple
B - present perfect / past simple
C - past perfect / past simple
D - present continuous / past simple
Make a correct sentence using the past perfect.
finish report / walks in
A
I am finishing my report when she walks into the office.
B
I finished my report after she walked into the office.
C
I have finished my report as she walks into the office.
D
I had just finished my report when she walked into the office.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Signal words for past perfect
A
before, after
B
at the moment, right now
C
ago, yesterday
D
yet, since

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Make a sentence, using past simple & past perfect using the verbs:
stop raining, go

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

If you lend him a hand he …( thank) you.
A
thanks
B
would thank
C
will thank
D
would have thanked

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If I … (be) you, I would call home.
A
were
B
was
C
would be
D
had been

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If he … (find) out sooner, he would have reported you to the police himself.
A
found
B
finds
C
had found
D
will find

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If she lived in Amsterdam she … (go) to the Albert Cuyp every week.
A
went
B
would go
C
will go
D
would have gone

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If you mix blue and yellow you … (get) green.
A
would get
B
will get
C
get
D
would have gotten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If they take the 8 o’clock train in Amersfoort they … (arrive) in time for the meeting.
A
would arrive
B
arrive
C
will arrive
D
would have arrived

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If she had not forgotten her purse she … ( buy) a new winter coat.
A
bought
B
had bought
C
would buy
D
would have bought

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If you … (heat) up water to 100 degrees Celsius it …(boil).
A
heat, boils
B
heat, will boil
C
would heat up, boiled
D
will heat, will boil

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If he won the lottery, he … (move) to a tropical island.
A
moved
B
will move
C
would have moved
D
would move

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If the boys behave better, their parents … (allow) them to stay home alone.

A
would allow
B
will allow
C
won't allow
D
allow

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan brief schrijven (1)
  • Opdracht goed lezen
  • Notities maken/markeren van belangrijke informatie (weet je niet de Engelse woorden? Schrijf de Nederlandse woorden op en gebruik je woordenboek om de juiste termen op te zoeken.)
  • Schrijf alvast de hoofdtekst op een apart blaadje: Minimaal drie alinea’s met informatie: inleiding, beantwoord de vragen, afsluiting.
  • Zorg voor witregels tussen de verschillende alinea’s.
  • Schrijf minstens 250 woorden en niet veel meer dan 300 woorden.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan brief schrijven (2)

Schrijf de brief in het juiste format:
  • Adressen en datum (welke volgorde?)
  • Bepalen: weet je de naam van de geadresseerde?
  • Salutation: begin je met Dear Sir/Madam, of Dear Mr .. of Dear Ms …
  • Sluit op de juiste manier af: Yours sincerely of Yours faithfully.
  • Je eigen naam eronder.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan brief schrijven (3)
  • Check of je alle vragen in de opdracht hebt beantwoord.
  • Check op spelling/grammatica: lees in je hoofd de brief door. Klopt het?
  • Verbeter op een leesbare manier.
  • Heel veel tijd over? Schrijf het opnieuw.
  • Tevreden? Lever het in.
Het tweede deel van de toets bestaat uit invuloefeningen met grammatica.
Bepaal voor jezelf welk deel je het eerste maakt. 
Blijf niet te lang hangen op een vraag.
Oefen thuis met standaardzinnetjes die in de reader staan.


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Put the parts of a formal letter in the correct order
Steps:
1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

Your address
Date
The address of the person who receives the letter.
Dear sir/madam,
Reason for writing and the main points
Thank you for consideration/I look forward to your response.
Yours sincerely/yours faithfully/kind regards

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

How do you write the date?
A
15/2/2021
B
February 15, 2021
C
15 February 2021
D
15/9/2021

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You are writing a letter to a woman whose last name is Snow. How do you start?
A
Dear Sir/Madam,
B
Dear Miss Snow,
C
Dear Ms Snow,
D
Dear Mrs Snow,

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is a grammatically correct, formal way to end the letter?
A
I'm looking forward to hearing from you.
B
I look forward to hear from you.
C
I am looking forward to hearing from you.
D
I look forward to hearing from you.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

How do you sign off the letter to Ms Snow?
A
Yours sincerely
B
Yours faithfully
C
Kind regards
D
Greets

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

How do you sign off a letter when you DON'T know the name of the recipient?
A
Yours sincerely
B
Yours faithfully
C
Kind regards
D
Greets

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

asking questions. 
"I wonder if you could tell me more about..."
reason for writing: 
"I'm writing in response to your job vacancy..."
Referring to their job vacancy:
"As you stated in..."  "With regard to..."
Closing expressions / call to action:
"If you require any further information..." "I look forward to..."
expanding on your opening paragraph. Use details, give context.

Slide 48 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Should you want to see examples of letters and assignments for writing: 
check the overview Lesson Up. 

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies