De student...
- heeft kennis van relevante ziektebeelden in de kraamzorg gericht op barende, de kraamvrouw en de pasgeborene;
- heeft kennis over persoonlijke verzorging van de barende en de pasgeborene;
- heeft kennis van de fasen van baring;
- heeft kennis van vervroegde partusondersteuning;
- heeft kennis van pathologie van de bevalling en kraamperiode;
- heeft kennis van borst- en kunstvoeding;
- heeft kennis van EHBO en reanimatie bij de geborene;
- heeft kennis van het Landelijk Indicatie Protocol (LIP);
- heeft kennis van kwaliteitskader Vervroegde Partusassistentie;
- heeft kennis van multiculturele gezinssituaties en gebruiken;
- kan de SBAR methode toepassen;
- kan de vijf standaarden van BabyFriendly toepassen;
- kan de hulpvraag methodisch achterhalen.