In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Hefbomen
Slide 1 - Tekstslide
Functie van een hefboom?
Slide 2 - Tekstslide
1: massa's omrekenen naar kg
Slide 3 - Tekstslide
Verklaar dit?
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een moment?
Slide 6 - Tekstslide
Krachtenschaal
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
phet.colorado.edu
Slide 10 - Link
Hierna volgen nu 2 examenvragen
Maak op een papiertje deze vragen en controleer dan je antwoord op de dia daarna!
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Uitwerking examenvraag
Gevraagd: F2
Gegeven: F1 = 750 g = 7.5 N L1 = 25 cm
F2 = ? L2 = 75 cm
Formule: F1 x L1 = F2 x L2
Ingevuld: 7.5 N x 25 cm = F2 x 75 cm
187.5 Ncm = F2 x 75 cm
187.5 Ncm : 75 cm = 2.5 N
Antwoord: F2 = 2.5 N
Slide 13 - Tekstslide
Bereken de zwaartekracht van de last.
Slide 14 - Tekstslide
UItwerking examenvraag
Gevraagd: F2
Gegeven: F1 = 1250 kg = 12500 N L1 = 0.6 m
F2 = ? L2 = 3.4 m
Formule: F1 x L1 = F2 x L2
Ingevuld: 12500 N x 0,6 m = F2 x 3.4 m
7500 Ncm = F2 x 3.4 m
7500 Ncm : 3.4 m = 2205,88 N
Antwoord: F2 = 2206 N
Slide 15 - Tekstslide
Druk
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Druk
Slide 20 - Tekstslide
Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in newton.
Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.
Slide 21 - Tekstslide
Herhaling! Zwaartekracht berekenen:
Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule:
Waar g = 10 N/kg (Havo: 9,81 N/kg)
Fz=m⋅g
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 25 - Quizvraag
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 26 - Quizvraag
Bereken de druk. Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m^2
A
2,0 N/m^2
B
20 N/m^2
C
2,0x10^2 N/m^2
D
2,0x10^3 N/m^2
Slide 27 - Quizvraag
Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden
Slide 28 - Quizvraag
Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter
Slide 29 - Quizvraag
Een punaise heeft een punt met een oppervlakte van 1 mm^2. De dikke kant van de punaise is 100 mm^2. Je duwt met een kracht van 50 N op de punaise. Wat is de kracht van de punaisepunt op het prikbord?
A
50 N
B
5,0X10^4 N
C
0,50 N
D
5,0x10^7 N
Slide 30 - Quizvraag
Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2
A
7,0x10^2 N/m2
B
7,0 x 10^6 N/m2
C
0,00070 N/m2
D
7,0 N/m2
Slide 31 - Quizvraag
10 N/cm2 = ..... Pa
A
10 Pa
B
1000 Pa
C
100000 Pa
D
100000000 Pa
Slide 32 - Quizvraag
Druk in de praktijk:
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot
Slide 33 - Tekstslide
Olifant
Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen: ?
Hoe groot is nu de druk: ?
Slide 34 - Tekstslide
Angelina Jolie
Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0005 m².
Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent: ?