Hoofdtelwoorden: geven een hoeveelheid aan.
Bepaalde hoofdtelwoorden: geven een nauwkeurige hoeveelheid aan. Bijvoorbeeld: één, twee, driehonderd, miljoen, een vierde of een achtste.
Onbepaalde hoofdtelwoorden: geven een
onnauwkeurige hoeveelheid aan. Bijvoorbeeld: alle, weinige, wat, veel, sommige, enkele, verscheidene.
Rangtelwoorden: geven een plaats in de rangorde aan.
Bepaalde rangtelwoorden: geven een nauwkeurige plaats in een rangorde aan. Bijvoorbeeld: eerste, tweede, duizendste.
Onbepaalde rangtelwoorden: geven een onnauwkeurige plaats in de rangorde aan. Bijvoorbeeld: middelste, laatste, zoveelste, hoeveelste.